NATUURLEXICON


Jacobskruiskruid

Jacobaea vulgaris


Het Jacobskruiskruid Jacobaea vulgaris groeit op droge graslanden, arme zandgronden, rivierdijken, bermen en vooral in de duinen, op een kalkhoudende en iets voedselrijke bodem. De plant groeit tot 120 cm hoog.

De plant groeit vaak in pioniervegetaties. Het bewerken of open houden van de bodem begunstigt deze soort.

De bloemen bloeien van juni tot oktober. Ze zijn samengesteld uit 60 tot 80 gele buisbloemen en een dertiental gele lintbloemen. De stengel is bovenaan rijk vertakt.

De bladeren zijn diep gedeeld en hebben verschillende lobben.

De bovenste bladeren zijn stengelomvattend; de onderste bladeren zijn gesteeld.

Het is een goede nectar- en stuifmeelplant.

Warme zomers en milde winters zorgen voor een sterke vermeerdering van deze plant.

Deze plant is giftig, ook in gedroogde toestand. Jacobskruiskruid bevat namelijk pyrrolizidine-alkaloïden. Dit zijn gifstoffen die zich ophopen in de lever. Vooral paarden, runderen en geiten zijn er erg gevoelig voor. Schapen hebben een iets hogere tolerantie. De inname van deze plant door paarden, runderen en schapen leidt tot vermagering, verlies van eetlust, sloomheid, een doffe vacht, korsten op de kroonrand van de hoeven, gele slijmvliezen, leveraantasting, aantasting van de hartspier, aantasting van het centraal zenuwstelsel en neurologische verschijnselen. De dieren kunnen sterven na enkele weken of maanden. Koeien vertonen een lagere melkgift. In sommige gevallen leidt de leverschade tot zonnebrand en zenuwstoornissen. De behandeling zal symptomatisch zijn.

Schapen beschikken over enzymen in het maagdarmkanaal die de alkaloïden gedeeltelijk onschadelijk maken. Het kruid is pas dodelijk voor schapen als de dieren meer dan 300 procent van hun eigen lichaamsgewicht aan gedroogd Jacobskruiskruid binnen krijgen. Bij paarden en runderen bedraagt dit percentage slechts vijf procent van het lichaamsgewicht. Uit de praktijk in het buitenland is gebleken dat winterbeweiding met schapen een goed middel is om uitbreiding van het kruid tegen te gaan. Afgestorven plantenstengels bevatten na de winter geen gifstoffen meer. Jacobskruiskruid is vooral gevaarlijk als ze in de vorm van kuilgras of hooi aan het vee wordt verstrekt. Dieren herkennen de giftige plant dan niet meer en eten deze met het gras op.

De Wormkruidbij Colletes daviesanus, de Duinzijdebij Colletes fodiens en de Zuidelijke Zijdebij Colletes similis zijn vrijwel strikt afhankelijk van het stuifmeel van gele composieten zoals deze plant.

Ook de Tronkenbij Heriades truncorum en de Kruiskruidzandbij Andrena denticulata worden zeer vaak op deze soort aangetroffen.

Het Bruin Blauwtje Aricia agestis (vlinder) wordt vaak op de bloemen aangetroffen.

De rupsen van de Sint-Jacobsvlinder Tyria jacobaeae kunnen groepen van deze planten kaalvreten. De rupsen slaan de giftige alkaloïde op onder de vorm van de felle kleuren op het lichaam.

De bladroller Eucosma campoliliana heeft deze plant als waardplant.

Het is ook één van de waardplanten van de Kleine Beer Phragmatobia fuliginosa.

De Jacobskruiskruidaardvlo Longitarsus jacobaeae en de larven van deze kever leven op de bladeren en in de penwortel van deze plant.

Het Kruiskruidgitje Cheilosia bergenstammi is een zweefvlieg waarvan de larven de stengel en de wortel van het Jacobskruiskruid mineren.

De wants Capsodes sulcatus komt op deze plant voor.

De Gevlekte Kruiskruidboorvlieg Campiglossa malaris kan men op deze plant aantreffen.

De zaadvlieg Botanophila seneciella leeft vooral op deze plant.

Home