NATUURLEXICON


Kerkuil

Tyto alba   


De Kerkuil Tyto alba is een uil met een lengte tot 34 cm. Het is een zeer licht gekleurde uil met een hartvormig wit gezicht. De bovendelen zijn goudbruin; de onderdelen zijn wit. Deze uil heeft lange poten. Ook de vleugels zijn lang. De ogen zijn zwart.

De baltsroep is een ijselijke kreet. Het antwoord van het vrouwtje is een korte, klagende schreeuw.

De bedelroep van de jongen is een luid geblaas.   

De broedtijd valt van april tot juli. In een jaar met veel Veldmuizen Microtus arvalis kunnen er twee broedsels voortgebracht worden. Ook in jaren met slecht voorjaarsweer maar met een goede nazomer kan deze vogel nog na het normale broedseizoen jongen grootbrengen, zodat er soms tot in oktober nog jongen kunnen uitvliegen.

Het vrouwtje legt 4 tot 7 eieren op een onbeklede ondergrond, onder meer op zolders van boerderijen of kerken, in schuren en soms in holle bomen.

De vogel is tamelijk honkvast; hij komt steeds naar dezelfde broedplaats terug, zolang deze tenminste blijft bestaan.  

Beide ouders broeden en voederen de nestjongen.   

Zijn voedsel bestaat vooral uit knaagdieren (Veldmuis, spitsmuizen, woelmuizen, woelratten). De stand fluctueert min of meer met de (Veld)muizenpopulatie.  

De voornaamste doodsoorzaken voor deze uil zijn de aanvaring met het wegverkeer, met draadhekken en een achteruitgang van het muizenaantal. Ook het aanbod van geschikte broedplaatsen is een belangrijke factor; daarom is het plaatsen van nestkasten voor deze vogel belangrijk. Een goed beheer van perceelsranden is eveneens zeer belangrijk.  

De populaties van deze mooie uil zijn de laatste jaren gelukkig toegenomen. Het is in Vlaanderen een broed- en standvogel. In voor- en najaar zijn er ook doortrekkers.

Wanneer gaten in schuren, kastelen en galmgaten in kerktorens worden gedicht, kunnen deze vogels niet meer binnen in deze gebouwen. Wanneer men anderzijds geschikte broedplaatsen creëert, dan worden deze snel ingenomen.  Duivenliefhebbers lossen jaarlijks honderden jonge duiven om de wedstrijdcapaciteiten te testen. Veel duiven verdwalen, raken ondervoed of worden ziek. Deze duiven nestelen vaak in verloederde of verlaten gebouwen en ook wel in toegankelijke kerktorens. Deze kerktorens worden dan dichtgemaakt zodat de Kerkuil minder nestgelegenheid heeft. Het plaatsen van nestkasten in schuren en boerderijen kan deze soort ook vooruit helpen.

Deze standvogel heeft ook te lijden van strenge winters en muizenarme jaren. Het ophangen van nestkasten kan door deze uilen in dank worden aanvaard. De invloed van chemische bestrijdingsmiddelen is lange tijd in zeer ongunstige zin van invloed geweest op de Kerkuil-populaties. Gelukkig is daar een kentering in gekomen, door de beperking van het gebruik, al moet er met deze factor helaas nog rekening worden gehouden. Er worden nog steeds gifstoffen voor knaagdieren gebruikt. Deze komen dus ook via de voeding in de Kerkuil terecht.

In gebieden met een intensieve landbouw is het voedselaanbod kleiner dan in gebieden met kleinschalige landbouw. In de eerstgenoemde gebieden is de Kerkuil vrijwel volledig aangewezen op het aantal muizen. In de winter vangt de Kerkuil ook wel vogels (Spreeuw, Huismus). De muizenstand is minder groot dan vroeger toen er nog ongedorst graan op de velden bleef staan of toen er nog graan in de schuren was te vinden. De Kerkuil is een prachtige vogel en daarom het slachtoffer van malafide handelaars, die de vogels verhandelen of laten opzetten.

Het gesjoemel met Kerkuilen die zogezegd in gevangenschap zijn geboren, moet dringend een halt worden toegeroepen.

Diefstallen van uilskuikens uit nestkasten of op zolders om deze te legaliseren met een kweekring hebben een niet te onderschatten invloed op de natuurlijke populaties van deze vogel.

Het invoeren van een verplichte DNA-kaart per Kerkuil zou uitsluitsel kunnen geven over de juiste herkomst van deze dieren en misbruiken kunnen voorkomen.  

Het plaatsen van speciale Kerkuil-nestkasten is zinvol op plaatsen met een gevarieerd prooi-aanbod. Wanneer de draagkracht van het leefgebied groter wordt, worden de territoria van de individuele uilenkoppels kleiner, zodat er meer ruimte vrijkomt voor bijkomende broedparen. Bijkomende broedkoppels hebben nood aan bijkomende broedlocaties.

Home