NATUURLEXICON


De Kleine Vuurvlinder Lycaena phlaeas is vooral te vinden op open terreinen, op droge graslanden, op spoorwegtaluds, in heiden, in bosranden en duinen, soms in wegbermen en parken.

Hij heeft een vleugelspanning tot 27 mm en vliegt van april tot oktober.

Soms hebben de vlinders een rij blauwe vlekjes langs de achtervleugelrand. De tekening en de breedte van de donkerrode band op de achtervleugels variëren. Het is een snelle vlieger.  

Hij vliegt meestal in twee generaties: een eerste generatie van april tot juni en een tweede generatie van juli tot oktober. Onder gunstige omstandigheden (warme jaren) kunnen er meer generaties zijn.

De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de waardplanten van de rupsen: Schapenzuring Rumex acetosella, Veldzuring Rumex acetosa en Ridderzuring Rumex obtusifolius.  De vrouwtjes die bezig zijn met eitjes af te zetten vliegen bij zonnig weer over lage vegetaties en landen om vervolgens naar de waardplant toe te wandelen. De vegetatie mag daardoor niet te hoog zijn. De rupsen zijn groen en hebben 3 rode lengtestrepen.

Ze maken na het uitkomen uit het ei groeven in de onderzijde van de bladeren. De eetsporen zijn herkenbaar aan doorschijnende delen in de bladeren. De rups overwintert op de waardplant. De verpopping gebeurt in de strooisellaag op op een dood blad.

Volwassen vlinders bezoeken graag bloemen die behoren tot de composieten zoals Boerenwormkruid Tanacetum vulgare en Jacobskruiskruid Jacobaea vulgaris. De mannetjes verdedigen een territorium.

Home


Kleine Vuurvlinder

Lycaena phlaeas