NATUURLEXICON



MIEREN


Mieren leven sociaal in kolonies. Hun nesten bevinden zich doorgaans onder de grond, onder stenen of in levend of dood hout. Maagdelijke koninginnen en mannelijke mieren zijn gevleugeld. Na de zogenaamde bruidsvlucht, waarin de paring plaatsvindt, verliezen de koninginnen hun vleugels, waarna ze een nieuwe kolonie stichten of worden opgenomen in een bestaand nest.

Een aantal exoten komen reeds in Vlaanderen voor.  


Ergatoïde Staafmier

De Ergatoïde Staafmier Hypoponera bondroiti blijkt inheems te zijn in Japan waar ze in de bodem nestelt. Het is een eerder zeldzame soort.

Deze soort is bij ons te vinden in antropogene milieus en daar uitsluitend in gebouwen, zoals in verwarmde serres. De soort werd in 1995 in Vlaanderen ook reeds in een rusthuis gevonden. Wellicht komt de soort meer voor dan tot nu toe wordt gedacht. De bruidsvluchten vinden plaats op warme zomerdagen van juni tot  september.  

Indien de temperatuur nog zou stijgen door de klimaatverandering, dan is het mogelijk dat deze soort ook buiten het stedelijk gebied kan overleven.


Faraomier

De Faraomier Monomorium pharaonis  is een van oorsprong tropische mier die bijna overal ter wereld te vinden is in gebouwen, serres en broedkasten.

De bruidsvluchten vinden plaats van augustus tot oktober.

In Europa is haar verspreiding buiten gebouwen beperkt tot de meest zuidelijke en tijdens de winter warme regio's. Temperaturen tegen het vriespunt of lager worden niet getolereerd.

Bij ons worden slechts tijdelijk kolonies buiten gebouwen waargenomen. In verwarmde gebouwen zijn deze kosmopolieten bij ons reeds goed ingeburgerd.

In klinieken kan de Faraomier ernstige schade aanrichten. Geen enkel gaatje of spleetje is voor de werksters te klein. Ze worden aangetrokken tot etensresten, zoetigheden en dode insecten. De bestrijding is moeilijk en kan lang aanslepen.

Bij ons zorgt antropogeen transport ervoor dat telkens nieuwe niches worden ingenomen. Waar de soort zich in haar sas voelt, kunnen grote kolonies zich heel snel uitbreiden.

Voorlopig wordt deze soort alleen in verwarmde gebouwen, serres en broedkasten gevonden, maar indien de temperatuur nog zou stijgen dan kan deze mier in de toekomst ook buiten het stedelijk gebied overleven.


Mediterraan Draaigatje

Het Mediterraan Draaigatje Tapinoma nigerrimum is invasief en overlastgevend. Deze mier kwam met tuinplanten (olijfbomen) vanuit het Middellandse Zeegebied in onze streken terecht. Via de verkoop van tuinplanten wordt de soort verder verspreid. Deze mier komt pas sinds enkele jaren voor in Vlaanderen, maar heeft zich intussen goed gevestigd.

De soort maakt zeer grote kolonies met hoge dichtheden aan werksters. De mier komt alleen nog maar voor in het stedelijk gebied, onder stoepen, in tuinen en in huizen.   


Plaagmier

De Plaagmier Lasius neglectus is een exoot die stilaan andere mierensoorten verdrijft, vooral van bomen met bladluizen. De mier is afkomstig uit Aziatische steppegebieden en zou vooral via antropogeen transport van stadscentrum naar stadscentrum worden overgebracht.

De hoofdoorzaak van de introductie is blijkbaar vooral het transport van bloempotten, potaarde en plantenmateriaal naar botanische tuinen en plantenexposities. Omstreeks 2002 werd deze mier ook in de stad Gent (Citadelpark) ontdekt. Ondertussen komt deze mier ook al in Nederland (Leiden, Maastricht) voor.

In de microhabitats waar deze invasieve soort zich kan vestigen, verarmt deze soort de fauna tot een één-soort-mierenfauna en worden enorme nesten gevonden. Deze drang tot het overheersen van allerlei antropogene milieus werd ook elders in Europa waargenomen. Elders in Europa zijn er ook reeds meldingen van deze mier in natuurlijke habitats met alle gevolgen van dien.

In stedelijke milieus worden grasperken, stenen, voetpaden, open zandplekken en betonnen wegen als nestplaatsen gebruikt. Op sommige plaatsen bestaat het nest uit een 10 tot 20 meter lang aaneengesloten superkolonie. Nieuwe introducties kunnen mogelijks plaatselijk de Vlaamse inheemse fauna op bepaalde plaatsen bedreigen.

Inheemse mieren leven in eerder beperkte kolonies met 1 koningin, waarbij zelden soortgenoten uit naburige nesten worden geduld. Bij de Plaagmier schakelen verschillende nesten aaneen tot superkolonies die tientallen koninginnen kunnen tellen, wat zorgt voor een zeer snelle toename van de individuen. Een nest kan zich over 10 tot 20 vierkante meter uitstrekken.

Omdat de Plaagmier, net zoals andere mieren, bladluizen beschermt en onderhoudt, kan het grote aantal individuen van deze soort wel zorgen voor zware schade aan de plantengroei.  

De bruidsvluchten ontbreken meestal. De paring vindt namelijk plaats binnen het nest. De soort blijkt bestand te zijn tegen koude winters.


Tropische Staafmier

De Tropische Staafmier Hypoponera punctatissima, ook Gewone Compostmier genoemd, is een kosmopoliet die vooral gekend is van mediterrane gebieden en die ook algemeen zou zijn in het Midden-Oosten.

Deze mier leeft zowel in urbane gebieden als in natuurlijke habitats zoals grotten. Bij ons wordt de soort hoogstwaarschijnlijk geregeld met plantenmateriaal geïmporteerd.  

Het is een thermofiele soort die in Vlaanderen en Nederland kan worden gevonden in eerder “tropische” omgevingen zoals veranda's, constant verwarmde gebouwen, serres, keukens, bakkerijen, badkamers, onder houten vloeren of stallen. Milde winters kunnen ervoor zorgen dat de soort zich hier en daar ook (misschien maar tijdelijk) in de vrije natuur kan handhaven.

Broeiende composthopen kunnen ook de gewenste warme omgeving voor deze soort verschaffen.

Toch wordt deze mier zelden waargenomen. De mannetjes zijn ongevleugeld en de paring gebeurt in het nest, waarna de wijfjes uitzwermen. Meestal zijn het deze 4-5 mm kleine koninginnetjes die de aanwezigheid van de soort verraden. De bruidsvluchten vinden plaats op warme zomerdagen en dit tot in september. 


Viervlekmier

De Viervlekmier Dolichoderus quadripunctatus werd in Vlaanderen nog niet gevonden. In 2020 werd deze mier wel in Nederland aangetroffen.

Het is een warmteminnende soort die wijd verspreid voorkomt in Zuid- en Midden-Europa. Dat de mier Nederland heeft bereikt, is ongetwijfeld het gevolg van het warmer wordende klimaat; dat deze mier in Vlaanderen nog niet werd gevonden, is waarschijnlijk het gevolg van het waarnemerseffect, want de mier is lastig te vinden. Waarschijnlijk is deze soort al langere tijd aan een opmars naar het noorden (vanuit Frankrijk) bezig.

Deze mier bouwt namelijk de nesten in dode takken in boomkronen. Het is een kleine, tweekleurige, gevlekte mier. De mier zoekt vrijwel alleen in de takken en op de bladeren naar voedsel en komt dus nauwelijks op de grond voor. Soms komt de soort wat lager voor als een bosrand in de zon staat (zoals op de vindplaats in Nederland).

De aanwezigheid van oude, natuurlijke bossen en oude boomgaarden is voor deze mier belangrijk.


Home


- Dossier -

Klimaatverandering en de natuur


- Deel 5 -

Gevolgen voor de natuur in Vlaanderen:

- Mieren -

Terug naar de startpagina van dit dossier