NATUURLEXICON



VLIEGEN EN MUGGEN


Vliegen voeden zich met rottend materiaal, nectar, bloed of plantensappen. De meeste larven leven in het water of in een ander nat medium. Er bestaan zeer veel soorten vliegen. 

De klimaatverandering zorgt doorgaans voor een zachte, maar vochtige winter. Deze zorgt er voor dat de eitjes van zweefvliegen beschimmelen en dat er in het voorjaar dus aanzienlijk minder zweefvliegen rondvliegen.

Muggen behoren net als de vliegen tot de tweevleugeligen. Ook de larven van muggen leven in het water. Het aantal verschillende soorten muggen kan nog uitbreiden doordat een aantal exoten hier verzeild raken en er door de opwarming van het klimaat in slagen om te overwinteren en zich voort te planten.

De steekmuggen worden gekenmerkt door een lange steeksnuit die door de vrouwtjes gebruikt wordt om bloed te zuigen.  

Niettegenstaande de muggen vervelend kunnen zijn voor de mens, spelen ze toch een ecologische rol in de natuur. Volwassen muggen zijn vaak voedsel voor bijen, wespen en andere insecten die belangrijke bloembestuivers kunnen zijn. Ze zijn ook een belangrijke voedselbron voor libellen, vogels en vleermuizen. Ook de muggenlarven, die meestal in water opgroeien, zijn vaak een zeer belangrijke voedselbron voor heel wat vissen en andere in het water levende volwassen of jonge dieren.

Muggen staan er wel om bekend dat ze vectoroverdraagbare ziekten kunnen overdragen.  

Introductie van een ziekte gebeurt via geïnfecteerde vectoren, geïnfecteerde gastheren, besmette producten, mest of abiotisch materiaal die door goederentransport binnenkomen, doordat vectoren of gastheren zich actief verplaatsen, doordat ze meeliften, of doordat bepaalde vectoren (zoals bijvoorbeeld knutten) door de wind worden verspreid.

De vestiging van de ziekte als een endemische ziekte gebeurt doordat er een infectiecyclus in gang wordt gezet.

Het aantal vectoren hangt af van de temperatuur, het aanbod van gastheren, de aanwezigheid van broedplaatsen, de vegetatie, en dergelijke meer. De verspreiding van een ziekte vanuit een bron naar nieuwe plekken is afhankelijk van de transportmogelijkheden van het pathogeen (via vervoer, via de lucht of via besmette dieren).

De vectoren kunnen vaak zelf vliegen (actieve verplaatsing), kunnen meeliften op gastheren of andere niet-vatbare dieren (teken), kunnen via verkeer worden meegenomen of verspreid worden door de wind (passieve verplaatsing).

Uitbraken van vectorovergedragen ziekten zijn dus een gevolg van een samenspel van factoren: klimatologische factoren (luchtvochtigheid, neerslag, zonlicht, temperatuur), frequenter bosbezoek (teken), gewijzigd landgebruik (muizen), pesticidengebruik (eliminatie natuurlijke vijanden) en luchtvervuiling.  

Steekmuggen, die vaak als volwassen mug in holle bomen of beschutte plekken overwinteren, worden in april actief en leggen hun eitjes in oppervlaktewater. De watertemperatuur bepaalt de ontwikkelingssnelheid. Bij verhoogde watertemperaturen als gevolg van klimaatverandering, gaat de ontwikkeling van insecten sneller en kunnen de muggen meer generaties per jaar produceren.

Insecten die van nature voorkomen in de (sub)tropen worden tegenwoordig meer en meer aangetroffen in Europa, waar ze binnenkomen via handel, reizigersverkeer of zelfs via de moessonwinden.

De klimaatverandering zal bij ons zorgen voor een natter en warmer klimaat. Hierdoor zullen er meer muggen bij ons voorkomen. Vooral in veenachtige gebieden gedijen muggen goed. In de beschutting van lage en vochtige vegetatie groeien de eitjes snel uit tot muggen.

Veel veenmoerassen zullen profiteren van de grotere variatie aan planten en dieren. Muggenlarven vreten van de dode planten. Eenmaal volwassen zijn de muggen eiwitrijk dierlijk voedsel voor vogels, vleermuizen, amfibieën en reptielen.

Meer zware regenbuien zullen noodzaken tot meer bergingen van het regenwater. Deze waterbergingen gaan vaak gepaard met natuur. Deze nieuwe natuurgebieden zullen prima broedplaatsen worden voor muggen.

Het muggenseizoen zal door de klimaatverandering bovendien enkele weken tot zelfs maanden langer duren.

De mens zal zich moeten aanpassen aan de aanwezigheid van een groter aantal muggen. Ook in vroegere tijden waren er meer moerassen en veengebieden. De mens kan zich wapenen tegen de muggen door middel van onder meer horren en een bescherming van armen en benen.

Door een toename van het vervoer van mensen en goederen en hogere temperaturen mogen we ons in Vlaanderen en Nederland verwachten aan het uitbreken van het West-Nijl-virus, het Rift-Valley-virus of het Chikungunya-virus (Italië, 2007). Tropische ziektes gaan zich immers noordelijker verschuiven.

De aanwezigheid van enkele exotische steekmuggen in Vlaanderen betekent echter nog niet meteen dat we ons aan ernstige virusuitbraken moeten verwachten. De steekmuggen zelf vormen op zich immers geen gevaar. Ze kunnen wel virussen van mens op mens overdragen. Hiervoor moet de steekmug eerst een besmet persoon steken, waarna de steekmug het virus in kwestie op een andere persoon kan overdragen. Om overdracht van het virus mogelijk te maken, moeten het virus en de exoot dan nog eens op hetzelfde moment op dezelfde plaats aanwezig zijn.

De kans op een dergelijke interactie stijgt wel als zowel de populatiedichtheid van de muggensoort als het aantal locaties waar ze voorkomt stijgt.

In oktober 2020 werd een inwoner van Utrecht via een muggenbeet in de omgeving besmet met het West-Nijlvirus, een virus dat voor het eerst werd ontdekt in 1937 in Uganda. Eerder werden in de omgeving van Utrecht al besmette steekmuggen en vogels aangetroffen. Het West-Nijlvirus is een virus dat circuleert tussen vogels en steekmuggen. Wanneer een besmette vogel gestoken wordt door een steekmug, kan de mug besmet raken met het virus. Vervolgens kan de mug via een steek het virus op andere dieren en mensen overdragen. Bij mensen en paarden kan dit leiden tot ziekte. De mensen en de paarden spelen echter geen rol bij de verdere verspreiding van het virus, aangezien muggen niet besmet kunnen raken na het steken van een besmette mens of een besmet paard. In Nederland en Vlaanderen zou het virus vooral door de Gewone Steekmug Culex pipiens worden overgedragen.  

Het merendeel van de besmettingen met het West-Nijlvirus leidt niet tot symptomen. Een klein deel kan leiden tot milde symptomen, zoals koorts, hoofdpijn en vermoeidheid. In ongeveer 1 % van de gevallen kan een besmetting leiden tot hersenvliesontsteking en hersenontsteking. In enkele gevallen kan dit leiden tot de dood. In 2018 werd het West-Nijlvirus voor het eerst gevonden in wilde vogels in Duitsland. Een met het virus besmette mens werd in Duitsland pas in 2019 ontdekt. In 2018 stierven er in Europa wel reeds 180 mensen aan het West-Nijlvirus. Het virus rukt dus noordwaarts op, vanuit Afrika.

Vermoed wordt dat klimaatverandering een rol speelt bij de verspreiding van het West-Nijlvirus. Door de stijgende temperaturen en de toename van het aantal zeer warme perioden kunnen muggen en het virus zich sneller ontwikkelen, waardoor de kans op overdracht van het virus toeneemt. Muggen zijn immers actiever bij warmer weer.

De maatregelen tegen muggen moeten natuurvriendelijk zijn en veilig. In andere Europese landen worden reeds dergelijke maatregelen genomen.      

Een goede maatregel is het creëren van open ruimtes tussen natte gebieden en stedelijke gebieden. Muggen vliegen immers bij een windkracht hoger dan 3 niet over open terrein.


Aedes koreicus

In 2012 werd in een bosje in Maasmechelen de exotische mug Aedes koreicus ontdekt. Deze mug werd nog nooit buiten Azië aangetroffen. Deze Aziatische steekmug is niet meteen gevaarlijk.

De mug zorgt in Vlaanderen wel voor een groter risico op de verspreiding van besmettelijke ziekten (zoals onder meer knokkelkoorts, gele koorts, West-Nijl-ziekte en  chikungunya)  die soms dodelijk zijn.

De mug is waarschijnlijk Vlaanderen binnengekomen met handelswaar.


Culicoides imicola

De knut Culicoides imicola is van oorsprong afkomstig van zuidelijk Afrika. Waarschijnlijk via moessonwinden werd de soort meegevoerd tot aan de Sahara, van waaruit dit mugje zijn leefgebeid uitbreidde naar het Middellandse Zeegebied. Momenteel komt de soort als gevolg van de klimaatverandering in vrijwel gans West-Europa voor.

Sedert 1990 heeft deze mug zich in Italië gevestigd, waar er jaarlijks uitbraken zijn van blauwtong onder schapen. De vestiging van deze knut in Italië was mogelijk door het voor deze insecten gunstige klimaat: warme zomers en milde winters.  

De klimaatverandering zou er kunnen voor zorgen dat de knut zich ook in Vlaanderen vestigt.

Deze knut is een beruchte vector van het blauwtongvirus. Blauwtong is een virusziekte die dodelijk is voor schapen, maar ook andere herkauwers en dan vooral runderen treft. Koeien sterven niet, maar geven opvallend minder melk en ook hun vruchtbaarheid daalt. Het virus is onschadelijk voor mensen. Het virus heeft voor de ontwikkeling in de muggen een temperatuur van minstens 15 tot 20 °C nodig.

In 2006 was er in België en Nederland een uitbraak van blauwtong. Een relatief hoge dichtheid van de vectoren, een geschikte (hoge) temperatuur voor de ontwikkeling van het blauwtongvirus en de aanwezigheid van geschikte gastheren (schapen en runderen) waren hiervoor verantwoordelijk.

Wanneer dieren besmet zijn met blauwtong en een mug van het geslacht Culicoides steekt het dier, dan wordt de mug drager van het blauwtongvirus. Als deze mug vervolgens een vatbaar dier steekt kan dit dier besmet worden met blauwtong, mits de mug een voldoende hoge dosis virus bij zich draagt. Een met virus besmette mug, bevat namelijk in eerste instantie te weinig virus om een dier te kunnen infecteren. Het virus heeft ongeveer twee weken de tijd nodig om zich te repliceren (vermenigvuldigen) in de mug zelf, totdat de mug een voldoende hoge dosis virus bevat.

Het virus in een mug repliceert zich alleen bij een omgevingstemperatuur hoger dan 15-20 graden Celsius. Als de besmette muggen eieren leggen kunnen deze eieren besmet zijn met het blauwtongvirus. Het overdragen van het virus door een besmette mug op de volgende generatie muggen maakt het uitroeien van de ziekte zeer moeilijk. Omdat het blauwtongvirus afhankelijk is van vectoren van de verspreiding zijn de uitbraken sterk seizoensgebonden. De meeste uitbraken vinden plaats tijdens warm weer en na regen omdat de muggen dan het actiefst zijn.


Geelbandkrieltje

Het Geelbandkrieltje Paragus quadrifasciatus is een zuidelijke soort die zich sinds de jaren 1990 naar het noorden uitbreidt.

Deze nog zeer zeldzame zweefvlieg is van begin juli tot eind augustus te zien in kruidenvegetaties en ruderale terreinen, vaak nabij kalkgraslanden.

De larven leven van bladluizen op diverse kruiden en lage struiken zoals Braam en Gewone Melkdistel.


Gewone Steekmug

De Gewone Steekmug Culex pipiens is een zeer algemene soort en wordt het meest van alle muggensoorten in huizen aangetroffen. De vrouwtjes worden vaak in gebouwen aangetroffen. Ze overwinteren in hun winterrust op beschutte plaatsen, zoals in kelders.

Het vrouwtje van de Gewone Steekmug zuigt meestal bloed bij zoogdieren en vogels, zelden bij mensen. Het mannetje beperkt zich tot het eten van nectar. Ook het eigenlijke voedsel van het vrouwtje bestaat uit nectar. De muggenzwermen die men ’s zomers vaak ziet, bestaan uit mannetjes, die op die manier een vrouwtje hopen aan te trekken.

De soort behoort tot de steekmuggen; de “steek” is echter een beet. De snuit van de mug bestaat uit een schacht met 2 vlijmscherpe zaagtanden. Deze tanden schuren langs elkaar en banen zich een weg door de opperhuid. Vervolgens zoekt de snuit een haarvat dat met de zaagkaken wordt versneden tot een bloedplasje. Uit dit plasje zuigt de mug zich binnen 2 minuten vol met een bloeddruppel. Tegelijkertijd injecteert de mug een soort bloedverdunnend speeksel. Dit speeksel kan parasieten of virussen bevatten.

De eitjes worden in drijvende pakketjes op het wateroppervlak gelegd. De larven hangen aan een ademhalingsbuis aan het wateroppervlak. Deze larven worden in zeer uiteenlopende broedplaatsen, van sterk vervuilde voedselrijke tot heldere, niet-vervuilde wateren teruggevonden. De larven vormen zelf het voedsel van veel insecten en de larven daarvan, vissen, amfibieën en andere dieren.

De Gewone Steekmug kan overbrenger zijn van het West-Nijlvirus, dat via trekvogels van zuid naar noord wordt verspreid. Dit virus leidt tot koorts, hoofdpijn en hersenvliesontsteking bij vogels, paarden en mensen.

Het biotype “molestus” van de Gewone Steekmug steekt vooral vogels. Dit biotype kruist met het type “pipiens” en vormt hybriden die zowel vogels als zoogdieren steken en dus de ideale eigenschappen hebben om het West-Nijlvirus van vogels naar mensen over te dragen. Een voorwaarde tot een succesvolle virusoverdracht is wel dat de temperatuur gedurende een paar weken voldoende hoog moet blijven (meer dan 25°C). De klimaatverandering kan de overdracht van het virus in onze streken dus begunstigen.  


Onvoorspelbare Bijvlieg

De Onvoorspelbare Bijvlieg Eristalis similis is een tamelijk zeldzame zweefvlieg met een lengte van 13 tot 16 mm. Deze zweefvlieg heeft donkere uiteinden van de voorpoten.  Het vrouwtje heeft een lichtgekleurd langwerpig pterostigma in de vleugels.

De zweefvlieg komt voor in uiteenlopende biotopen, vooral in een bloemrijke omgeving zoals in parken, tuinen en langs wegbermen. Doorgaans wordt deze zweefvlieg vooral gezien in de periode april tot juli. Deze soort bezoekt de bloemen van onder meer Sleedoorn. Mogelijk overwintert deze zweefvlieg als imago. Deze zweefvlieg heeft haar verspreidingsgebied als gevolg van de klimaatopwarming noordwaarts uitgebreid en zal de komende jaren waarschijnlijk vaker worden gezien (2020).  


Sprinkhaanvlieg

De Sprinkhaanvlieg Stomorhina lunata wordt sinds 2015 regelmatig gezien in Vlaanderen. Het is een mediterrane soort die noordelijker gebieden opzoekt.

Deze soort kan worden gezien in juli en augustus.  

De vlieg voedt zich met eitjes van onder meer sprinkhanen, vooral treksprinkhanen. De treksprinkhanen zetten eitjes af in de grond en de sprinkhaanvlieg deponeert haar eitjes bij de eipakketten van de sprinkhaan. Daarom staat de sprinkhaanvlieg bekend als een een natuurlijke bestrijder van treksprinkhanen.

De vlieg foerageert op planten (zoals onder meer Boerenwormkruid, Kruiskruid-soorten, Distel-soorten en Koninginnekruid).

Het is nog niet duidelijk of alleen de klimaatopwarming de aanwezigheid van deze vlieg in Vlaanderen verklaart. De noordwaartse uitbreiding van het verspreidingsgebied wijst wel in die richting.    


Stadsreus

De Stadsreus Volucella zonaria is onze grootste inheemse zweefvliegsoort. Het is grotendeels een zuiderse immigrant, een trek-zweefvlieg dus, maar een deel van de populaties zijn echt inheems. Deze zweefvlieg plant zich bij ons voort.

De volwassen dieren voeden zich met nectar en stuifmeel op bloeiende struiken zoals Buddleja en Wilde Liguster en bloemen van Guldenroede en Wilde Marjolein.

Het vrouwtje legt de eitjes in het nest van vooral de Hoornaar maar ook van de Gewone Wesp en de Duitse Wesp. Bij een ontmoeting met de wespen wordt de zweefvlieg met rust gelaten. De larven leven in de nesten, waarin ze onder meer dode wespenlarven en nestafval eten.

Net als de Hoornaar breidt ook de Stadsreus zijn areaal naar het noorden uit.   

Vooral tussen half mei en half september kan de Stadsreus worden gezien.


Tijgermug

De Tijgermug Aedes albopictus is een mug die van oorsprong afkomstig is uit Azië. Via import van goederen is deze mug reeds in Amerika en Europa terechtgekomen. In Vlaanderen en Nederland komt deze soort ook reeds voor. Met de import van de sierplant Dracaena sanderiana (Lucky Bamboo) uit Azië komen ook de eitjes en de larven van deze mug mee.

Deze mug leeft 40 tot 50 dagen en zet gedurende het leven een viertal keer eitjes af. De eitjes blijken bestendig tegen koude en droogte. Het is nog niet aangetoond dat deze mug bij ons kan overleven (2019).

De klimaatverandering kan hier mogelijks wel verandering in brengen. In binnenmilieus zoals plantenkassen kan de soort zich in elk geval wel tijdelijk handhaven. De larven kunnen er ontwikkelen in plasjes water.

In Vlaanderen werd reeds vastgesteld dat de muggenlarven overleefden in water dat in opgeslagen autobanden (in open lucht) bleef staan.

Van nature ontwikkelen de larven zich in met water gevulde boomholten. De kleinste hoeveelheden water, zoals vogeldrinkbakjes en bloempotten blijken voldoende te zijn voor de ontwikkeling van de larven. In water dat gedurende enige tijd blijft staan, bevinden zich tevens kleine andere organismen die de larven tot voedsel dienen.

Deze mug staat erom bekend dat ze verschillende virussen kan verspreiden zoals de virussen die bij de mens Gele Koorts, West-Nijlziekte, Japanse encephalitis, Chikungunya en Knokkelkoorts (dengue) veroorzaken. De mug zou volgens wetenschappers wel 24 verschillende soorten ziekten kunnen overdragen.

De Tijgermug kan besmet raken met een ziekteverwekker als het bloed dat uit de gastheer wordt opgezogen is besmet. De vrouwtjes kunnen ziekteverwekkers daarnaast ook overdragen op hun eitjes.

De Gele Koorts wordt gekenmerkt door hoge koorts, spierpijn, een algemene malaise, hoofdpijn en misselijkheid. De West-Nijlziekte geeft koorts, hoofdpijn en hersenvliesontsteking. De Japanse encephalitis kent als symptomen een stijve nek, extreme vermagering en verlammingsverschijnselen. Chikungunya leidt tot milde koorts en gewrichtspijnen. De knokkelkoorts wordt gekenmerkt door een plotse koorts, zware hoofdpijn en gewrichts- en spierpijn.  

De soort behoort tot de steekmuggen. De steek is echter een beet. Met de monddelen wordt bloed opgezogen. In tegenstelling tot de Gewone Steekmug bijt de Tijgermug niet vooral ’s nachts, maar ook overdag.

Het vrouwtje zuigt bloed omdat het de hierin aanwezige eiwitten gebruikt voor de ontwikkeling van de eitjes. Het voedsel van het vrouwtje bestaat, net als bij het mannetje, uit nectar. De Tijgermug zuigt zich niet in één keer vol, zoals veel andere steekmuggen, maar vliegt van gastheer naar gastheer om zo de nodige hoeveelheid bloed te verzamelen. Het vrouwtje bijt zowel mensen als dieren meermaals. Daardoor is deze mug gevaarlijker dan andere muggen omdat er van verschillende individuen bloed wordt gezogen. De kans op besmetting via deze mug is hierdoor groter dan bij andere muggensoorten.

De beet van de Tijgermug is pijnlijk en laat een grote roodpaarse vlek op de huid achter.

Naast virussen kan deze mug ook verschillende parasitaire wormen overbrengen, zoals de voor honden gevaarlijke parasieten Dirofilaria immitens en Dirofilaria repens. Deze eerste soort wordt ook hartworm genoemd en is voor honden erg gevaarlijk. De tweede soort kan zich ook in mensen ontwikkelen maar zich hierin niet voortplanten.

Tenslotte kan ook de worm Wuchereria bancrofti worden overgedragen. Deze soort is gevaarlijk voor mensen; de worm veroorzaakt verstoppingen in het lymfestelsel zodat lichaamsdelen enorm opzwellen.

De larven van de Tijgermug worden door een groot aantal waterdieren gegeten, zoals vissen en insecten en hun larven. De volwassen muggen worden gegeten door insecteneters als vogels, kikkers en ook door andere insecten zoals libellen.

Een preventief middel is het vermijden dat er zelfs zeer kleine hoeveelheden water ergens blijven staan, zodat de larven zich niet kunnen ontwikkelen.  

Het gebied geschikt voor de Tijgermug breidt zich uit naar onze streken. In de zomer van 2018 werd deze mug reeds gespot in Oost-Vlaanderen. In Vlaanderen werden in 2018 (Waaslandhaven – Beveren) reeds verschillende stadia (volwassen muggen, larven en eitjes) gevonden wat er op wijst dat de muggen zich hier ook (succesvol) voortgeplant hebben.


Walnootboorvlieg

De Walnootboorvlieg Rhagoletis completa  is een boorvlieg die oorspronkelijk afkomstig is uit Noord-Amerika en in Europa sinds 2010 in een versneld tempo oprukt vanuit het zuiden naar Vlaanderen en Nederland.  

De larven voeden zich met de bolsters van Okkernoot (Walnoot) waardoor de bolsters verkleuren en uiteindelijk verslijmen (maar ook de bacteriebrand Pseudomonas juglandis kan een verkleuring veroorzaken).

Vanaf de tweede helft van augustus zijn de kleine larven gemakkelijker te vinden dan vroeger in het jaar omdat ze dan al meer volgroeid zijn.

Zodra de larven volgroeid zijn, verlaten ze de bolsters om te verpoppen in de grond. Wanneer de volwassen vliegen het volgend seizoen uit de pop kruipen moeten ze eerst hun vleugels nog oppompen en uitharden vooraleer ze kunnen wegvliegen.  

Men bestrijdt deze vlieg door de afgevallen en aangetaste noten te vernietigen of door kippen onder Okkernoot-bomen te plaatsen. De kippen eten dan de larven of de pas uitgekomen vliegen op.

De walnoten zelf worden niet aangetast door de Walnootboorvlieg. Een vroege infectie verhoogt wel de kans op andere aantastingen, bijvoorbeeld door schimmels.


Zuidelijke Bandzweefvlieg

De Zuidelijke Bandzweefvlieg Epistrophe diaphana is een zweefvlieg die houdt van beschutte, warme, zonnige plekken en regelmatig bloemen bezoekt. De vlieg is te zien van eind mei tot eind augustus.

Sedert 2004 zijn er van deze soort, die in Zuid-Europa talrijk voorkomt, opvallend meer waarnemingen in Vlaanderen en Nederland (Zuid-Limburg). De toename is vermoedelijk te wijten aan de klimaatverandering.

Alle waarnemingen gebeurden langs zuidelijk gerichte bloemrijke bosranden, vaak grenzend aan droge bossen.

De larven voeden zich met bladluizen, die ze onder meer vinden op Gewone Berenklauw.   

Home


- Dossier -

Klimaatverandering en de natuur


- Deel 5 -

Gevolgen voor de natuur in Vlaanderen:

- Vliegen en muggen -

Terug naar de startpagina van dit dossier