NATUURLEXICON


De Kneu Linaria cannabina is in Vlaanderen een achteruitgaande broedvogel. Deze vogel meet tot 13 cm. Beide geslachten hebben een bruine rug. Het mannetje heeft ’s zomers een bloedrode kruin en borst en een witte rand langs de vleugels en de staartveren. Bij het vrouwtje ontbreekt het rood en is het meer gestreept.

De Kneu kunnen we meestal aantreffen in dorpen met heggen en struikgewas, Hij zoekt zijn voedsel, dat bestaat uit allerlei zaden op akkers en braakliggend land. Hij is verzot op het zaad van Hennep Cannabis sativa.

Het nest wordt dicht bij de grond gemaakt in lage bomen of struiken, die meestal worden omringd door een kruidenrijk, open terrein. De vogel broedt in een los kolonieverband.  

Tussen april en juli legt het vrouwtje een vijftal eitjes, die zij alleen bebroedt.

Beide ouders voeden de nestjongen.

De Kneu komt in Vlaanderen voor als broedvogel, doortrekker en wintergast.

De populaties van deze vogel gaan achteruit door uiteenlopende oorzaken.

In reguliere agrarische cultuurlandschappen ontstaat er een voedselgebrek door het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, een veranderde gewaskeuze, het verdwijnen van overhoekjes, kruidenrijke bermen en stoppelvelden. Dit probleem stelt zich zowel binnen als buiten de broedtijd.

Door het verdwijnen van kleine landschapselementen zoals heggen ontstaat er bovendien een gebrek aan nestgelegenheid. In heide en duinen zijn de vergrassing en de verstruiking ongunstig, net als het onoordeelkundig  verwijderen van opslag. Natuurontwikkelingsterreinen hebben enige potentie voor deze soort maar zijn slechts gedurende korte tijd aantrekkelijk doordat ze door successie snel overgaan in een ander type.

Ook de veranderingen in het bosbeheer, waarbij de kaalkap wordt vervangen door andere kapvormen, maken ook deze habitat minder geschikt.

Deze soort ondergaat een sterke afname in West-Europa. Ook problemen in de Zuid-West-Europese overwinteringsgebieden (voedselgebrek) zullen wellicht een rol spelen.

Home


Kneu

Linaria cannabina