NATUURLEXICON


Koninginnepage

Papilio machaon   


De Koninginnepage Papilio machaon behoort tot de grote pages. Deze prachtige vlinder heeft een vleugelspanning tot 75 mm en is de grootste vlinder van Vlaanderen.

Hij vliegt tussen april en september. De vleugels zijn helder geel van kleur en hebben een kenmerkende tekening en een zwarte rand. De achtervleugels zijn voorzien van een zwart omrande band van blauwe vlekken en korte staartjes. Het is een tamelijk algemeen geworden vlinder van graslanden met schermbloemigen in heuvelachtige landschappen. Hij komt ook in tuinen.

De voedselplanten zijn veelal lipbloemigen. De vlinder heeft door zijn grootte en zijn zwerfgedrag een grote voedselbehoefte.

Moestuinen met wortelen worden ook gebruikt voor de ei-afzet. Het is een zeer mobiele vlinder, die op verscheidene plaatsen kan worden opgemerkt.

Deze vlinder vliegt in 2 generaties per jaar: een eerste van april tot juni en een tweede van juni tot september.

Eind april-begin mei verschijnt de eerste generatie. Deze voorjaarsgeneratie is lichter gekleurd dan de zomergeneratie.  

De ronde, gelige eitjes worden afzonderlijk afgezet op een breed gamma aan schermbloemigen zoals onder meer Kleine Bevernel Pimpinella saxifraga, Pastinaak Pastinaca sativa, Melkeppe Peucedanum palustre, Wilde Peterselie Petroselinum segetum, Peen Daucus carota en Gewone Engelwortel Angelica sylvestris.

Ook (moes)tuinplanten zoals Gekweekte peen Daucus carota subspecies sativus, Peterselie Petroselinum species, Dille Anethum graveolens en Venkel Foeniculum vulgare worden soms als waardplant gekozen.

Per plant wordt slechts 1 eitje afgezet op de ontluikende bladeren, die rijk zijn aan eiwitten en mineralen. Hierdoor treden de rupsen nooit massaal op.  

Op graslanden met begrazers werd reeds vastgesteld dat de eitjes op jonge plantjes Peen werden afgezet. Door de mest verkrijgt het plantje wellicht een betere voedingswaarde voor de rups. Door de voedingsstoffen uit de mest kan het Peen-plantje uitgroeien tot een grotere plant. Bovendien worden de plaatsen waar er mest ligt niet meer begraasd door paarden en runderen. Zo vermijden de grazers besmetting met maagdarmparasieten. Het Peen-plantje heeft dus ook minder kans om opgegeten te worden dan een plantje buiten de mesthoop. Hierdoor nemen de overlevingskansen van de eitjes en de rupsen toe. Een randvoorwaarde is hierbij wel dat de mest van paarden of runderen vrij moet zijn van antiwormmiddelen en andere medicijnresten.

De rupsen zien er aanvankelijk uit als vogeluitwerpselen –zwart met een witte vlek- en voeden zich met de bovenkant van de bladeren.

Tijdens de groei krijgt de rups de typische tekening van felgroen met zwarte banden en oranje stippen. Ze voedt zich ook met bloemen. De rupsen worden door de felle waarschuwingskleuren nauwelijks gegeten en kunnen bij verstoring bovendien een onaangename ruikende stof uitstoten door middel van een speciale oranje nekklier (osmaterium). Het is een soort nekvork die bij gevaar wordt uitgestulpt.

De rups verlaat de waardplant om te verpoppen in de ruigte dicht bij de grond, bijvoorbeeld op een lage, vaak houtige stam. De vlinder overwintert als pop.

De tweede generatie vliegt van juni tot september. Ook deze generatie legt eitjes, ditmaal in de bloemen van de schermbloemigen.  

De mannetjes vliegen vaak rond opvallende elementen in het landschap zoals een grote boom en een heuveltop. Mannetjes en vrouwtjes zoeken tevens een heuveltop (hill-topping) om over te gaan tot de paring.

De natuurlijke vijanden van deze vlinder zijn vogels en sluipwespen.

Home