NATUURLEXICON


Lichthinder


Met lichthinder wordt bedoeld de hinder, in de ruime zin van het woord, van kunstlicht. De lichthinder ontstaat als gevolg van de lichtvervuiling, een verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door kunstlicht. Met de hinder bedoelen we hier de hinder voor de natuur.

Slecht ontworpen verlichting doet de nachtelijke duisternis verdwijnen en veroorzaakt een drastische verandering van de lichthoeveelheden en lichtritmiek waaraan veel levensvormen zich hadden aangepast. Verschillende levensverschijnselen zoals trek, voortplanting en voedselverzamelen worden door toedoen van menselijk licht in de natuur onvermijdelijk beïnvloed.

Lichtvervuiling kent diverse oorzaken. In stedelijke gebieden worden kerken, stadhuizen, musea en historische gebouwen overbelicht. Winkelstraten baden in een zee van licht, bedrijfspanden worden met felle spots belicht of dragen reusachtige neonreclames. Straten, autosnelwegen, parkings, pleinen, sportvelden en ontspanningscentra worden onfunctioneel verlicht. Autowegen blijken trouwens nauwelijks veiliger te zijn naarmate ze meer verlicht zijn, aangezien de duisternis de bestuurders voorzichtiger doet rijden. In de glastuinbouw worden de serres voor groenten en fruit dag en nacht verlicht met energie- en lichtintensieve assimilatielampen (“groeilicht”) om de groei van de planten te bevorderen. Dit zorgt voor een aanzienlijke hoeveelheid naar boven uitgestraald licht. Ook flexibele arbeidstijden en een toename van de buitensporten zorgt voor meer verlichting.    

Lichtvervuiling zorgt voor nutteloze energiekosten, een bijdrage aan het broeikaseffect en een extra verstoring van het milieu.

De lichthinder heeft een negatieve impact op planten en dieren.  

Bij de planten kennen we lichtminnende soorten, maar ook schaduwresistente soorten, zoals de ondergroeisoorten in een bos.  De hinder voor planten manifesteert zich meest bij planten die zich dicht bij de lichtbron situeren.

Ze krijgen een enigszins verlaagde bladafval, de takken gaan eerder uitlopen. Bij laanbomen heeft men reeds een tweede bloei in de herfst waargenomen en een uitgestelde bladval.

Wanneer het licht is, zetten planten en bomen koolstofdioxide terug om in zuurstof. Op die manier fungeren ze zowat als de longen van de aarde. De lichthinder stuurt dit proces in de war. Licht beïnvloedt ook het groeimechanisme van planten en bomen, waardoor hun bioritme wordt verstoord.

Onder invloed van licht stemmen dieren hun fysiologische functies en activiteiten af op hun omgeving, dit wil zeggen op het seizoensritme en op het dag- en nachtritme. Het gaat dan zowel om de zintuiglijke waarneming van de omgeving als om hormonale processen die een rol spelen in biologische ritmes en die indirect aangestuurd worden door licht. Licht kan zowel een verbetering van de oriëntatie als desoriëntatie teweegbrengen. Licht zorgt voor fixatie, aantrekking of afstoting. Te veel licht zorgt voor een ontregeling van het dag- en nachtritme en van het seizoensritme. De  kwaliteit van de habitat vermindert dus. Bij dieren die zich in het donker verplaatsen zou verlichting de oriëntatie kunnen verbeteren. Desoriëntatie leidt tot uitputting en roekelozer gedrag (predatie, verkeer).

Verstoring van het biologisch ritme kan  leiden tot een tekort aan rust of slaap bij dieren, waardoor de conditie en de alertheid wordt aangetast. De kans op predatie of doodrijden neemt hierdoor toe.

Buitenverlichting, waarbij kerken als cultureel erfgoed letterlijk in de schijnwerpers worden gezet, is slecht voor vleermuizen. Deze dieren mijden intens licht. Ze gebruiken kerkzolders niet meer of vliegen later of helemaal niet uit. Vleermuizen mijden licht omdat ze dan gevoeliger zijn voor predatie. Anderzijds vliegen sommige soorten vleermuizen naar lichtbronnen om er de door licht aangetrokken insecten te vangen. Zo vangen ze veel prooien maar zijn ze zelf ook kwetsbaarder voor predatie.

Amfibieën worden door wegverlichting aangetrokken. Tijdens de herfsttrek worden vaak concentraties padden bij straatlantaarns aangetroffen. Gewone Padden Bufo bufo foerageren graag onder verlichting. Ze vallen dan vaak ten prooi aan uilen of ratten of worden overreden.

Kikkers en padden die in de buurt van helverlichte snelwegen leven, krijgen lichthoeveelheden te verduren die soms een miljoen maal groter zijn dan normaal, waardoor hun natuurlijke gedrag ontspoort, zoals de nachtelijke “kwaakkoren” in de voortplantingsperiode.

Vooral de verlichting van lijnvormige infrastructuren zoals serres of wegen, blijkt vogels schrik in te boezemen. De lichtgloed is voor hen een soort barrière die ze niet meer durven te nemen. Op die manier raakt hun territorium nog extra versnipperd door deze lichthinder.

Uilen zoeken ’s nachts de meest donkere stroken op van de wegen.  

Lichthinder kan de regulering van seizoensgebonden activiteiten zoals trek verstoren.

Bij trekvogels zorgen lichtbronnen zoals vuurtorens voor aanvaringen en kunnen lichtbronnen ook leiden tot koerswijzigingen. Vogels oriënteren zich op de sterren en op hun magnetisch kompas.

Op boorplatforms op de Noordzee is het gebruikelijk dat de niet bruikbare gassen worden verbrand. Dit affakkelen gebeurt best overdag en niet tijdens de vogeltrek.

Vogels worden aangetrokken door het licht en cirkelen hier omheen tot ze uitgeput neerstorten.  

Zo moet de Grutto Limosa limosa, die ’s zomers insecten eet, in september zijn maag ombouwen voor het eten van zaden in Afrika. Als dit niet tijdig gebeurt, overleeft hij niet. Aan zowel de biologische klok als de biologische kalender liggen hormonale procesen ten grondslag, die gestuurd worden door de epifyse in de hersenen. Deze epifyse maakt het hormoon melatonine, dat een sleutelrol speelt in de overdracht van uitwendige prikkels. De epifyse is een voor licht gevoelig orgaan. Een verstoring van biologische kalender kan ertoe leiden dat de soort vroeger gaat broeden, op een ogenblik dat het weer en de voedselsituatie nog niet optimaal zijn. Er zullen dus meer jongen sterven of er zal meer predatie zijn doordat er meer jongen verzwakt zijn.

Kunstmatige verlichting oefent ook een aantrekkingskracht uit op vogels die op het zicht foerageren. Deze vogels riskeren zich hierdoor te vestigen op vervuilde gebieden in de buurt van stedelijke centra, waar de blootstelling aan predatoren potentieel hoger kan liggen.

Het jaarlijks ritme en de duur van de daglengte reguleert de seizoensgebonden activiteiten. Deze seizoensgebonden activiteiten, zoals voortplanting en winterslaap vergen de nodige lichamelijke aanpassingen. Kunstverlichting kan er voor zorgen dat dieren te vroeg uit hun winterslaap komen of dat ze te laat wegtrekken.

Vooral bij insecten blijkt de buitenverlichting te leiden tot desoriëntatie, afstoting maar ook aantrekking. De kans op uitputting en sterfte neemt hierdoor toe.

Met name nachtvlinders ondervinden hinder van de toenemende lichtvervuiling. Een onderzoek van Nederlandse biologen (2017) toonde aan dat dat lichtvervuiling een belangrijke oorzaak is voor de achteruitgang van nachtvlinders in Nederland. Het zijn vooral de soorten die door licht worden aangetrokken die het sterkst achteruit gaan. Deze achteruitgang is sterker bij de nachtactieve soorten dan bij de soorten die (ook) overdag vliegen. Vooral de nachtvlinders met grote ogen zijn gevoelig voor kunstlicht.

Nachtvlinders lijken door licht te worden aangetrokken, maar in werkelijkheid worden ze erdoor in de war gebracht. Ze oriënteren zich normaal gezien op het vage licht van maan en sterren en worden misleid door felle verlichting. Eenmaal bij het licht aangekomen, gaan ze opnieuw in rust, omdat ze denken dat het dag is. Daardoor eten ze minder.  In lichtrijke omstandigheden planten nachtvlinders zich over het algemeen minder voor dan zonder het licht.  

Ze worden aangetrokken door lichtbronnen, maar zijn zowel vliegend als zittend een gemakkelijke prooi voor tal van natuurlijke vijanden. Contact met hete lampen kan de vlinders beschadigen of zelfs doden.  Hun waarneming van de natuurlijke belichtingsduur kan worden verstoord, hetgeen een effect kan hebben op hun activiteitspatroon. Ook de waarneming van de UV-reflecterende markeringen op bloemen kan worden verstoord. Uit onderzoek blijkt bovendien een invloed van lichtvervuiling op het lichaamsgewicht (lager) van nachtvlinders en de duurtijd van het popstadium (korter).  

Uit onderzoek is gebleken dat de vrouwtjes van de Kooluil Mamestra brassicae veel minder lokstoffen maakt in lichte omstandigheden dan in het donker. Die sekslokstoffen (feromonen) zorgen ervoor dat mannetjes en vrouwtjes elkaar vinden. Ze zijn dus essentieel voor de voortplanting en dus het voortbestaan van die soort. Ook de samenstelling van de lokstoffen blijkt te veranderen onder invloed van het licht. Mannetjes ondervinden hierdoor moeilijkheden om die geur te herkennen. De rupsen van dezelfde Kooluil gaan niet in diapauze als de omgeving waarin ze vertoeven verlicht is. Dat leidt tot een verhoogde rupsensterfte in de winter.

De rupsen van de Kweekgrasuil Apamea sordens ontwikkelen zich niet goed in te lichte omstandigheden omdat kunstlicht de waardplantkwaliteit beïnvloedt: de grassen worden namelijk taaier.  

De negatieve effecten van het kunstlicht op nachtvlinders vormen niet alleen een bedreiging voor individuele nachtvlinders; ze werken door tot op het niveau van de hele populatie.    

Bij de Grote Wintervlinder Erannis defoliaria lokt het niet-vliegende vrouwtje met feromonen een rondfladderend mannetje. Als straatverlichting bijvoorbeeld een deel van de bosrand mee verlicht, dan werkt de strategie van het vrouwtje minder goed. Het mannetje wordt dan te veel afgeleid, waardoor de paring niet doorgaat.  

Onderzoek bracht aan het licht dat er zich minder rupsen van onder meer de Agaatvlinder Plogophora meticulosa ophouden in houtkanten bij straatverlichting en in verlichte grazige bermen.

Het negatieve effect van LED-verlichting bleek groter te zijn dan van de klassieke gele natriumlampen.

Een verminderd aanbod van rupsen betekent minder voedsel voor een aantal zangvogels zoals mezen. Het broedsucces van lokale vogelpopulaties kan dus lijden onder de terugval van de aantallen rupsen.  

Bij de mens zorgt de lichtvervuiling voor slaapstoornissen en zelfs depressies. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat lichtvervuiling één van de elementen is die borstkanker kan veroorzaken. Een heldere kunstmatige verlichting verhindert ’s nachts de afscheiding van melatonine door de hersenen. Melatonine zou een regulerende werking van het oestrogeenhormoon veroorzaken en zo de vorming van tumoren voorkomen.

Door enkel te verlichten waar en wanneer het nodig is, kan veel lichthinder worden voorkomen.

In plaats van verlichtingspalen werkt men het best met reflecterende verf en strips, kattenogen, bewegingsmelders, lampen die aanspringen bij verkeer, dimmen of uitschakelen, lage druk natrium-lampen (oranje verlichting trekt minder insecten en vleermuizen aan).

Home