NATUURLEXICON


Limnephilus flavicornis


De kokerjuffer Limnephilus flavicornis is een algemeen voorkomende soort met een lengte tot 14 mm en een vleugelspanning tot 37 mm. De soort is te zien van mei tot oktober. Deze soort lijkt op een nachtvlinder, maar heeft geen vleugelschubben. Hij heeft een geelbruine kleur. De voorvleugels zijn tamelijk smal en aan de top schuin afgesneden. Ze zijn grijsbruin en voorzien van donkere vlekjes. De achtervleugels zijn duidelijk breder en worden in rust onder de dakvormige voorvleugels opgevouwen. De voelsprieten zijn even lang als het lichaam.

Deze kokerjuffer komt voor bij stilstaand en langzaam stromend water. De larve leeft vooral in slootjes en kleine plassen.

Het volwassen dier is nachtactief. Het vliegt weinig en zit meestal op waterplanten. De monddelen zijn sterk gereduceerd en nemen hoogstens wat druppels water op.

Na de paring legt het vrouwtje enkele tientallen eitjes in een kleverig pakketje op een waterplant. De witachtige larven laten zich na het uitkomen in het water vallen. Deze larven hebben een zacht lichaam met alleen op de voorste segmenten hardere plaatjes.  Aan de achterlijfsegmenten bevinden zich tracheekieuwen en aan het laatste segment zijn er 2 haakvormige aanhangsels.

Met behulp van spinklieren ter hoogte van de monddelen spinnen de larven lange kokertjes met allerlei deeltjes die ze aantreffen, zoals kleine stukjes hout, Klein Kroos Lemna minor of slakjes.  Met deze kokers beschermen de larven hun zachte, kwetsbare lichaam. Het kokertje wordt vastgehaakt met de aanhangsels van het achterlijf. Vóór de verpopping wordt de koker vastgesponnen aan een ondergrond. Vlak voor het uitkomen verlaat de pop haar koker en kruipt ze via een plantenstengel uit het water waar ze reeds vlug vervelt tot een volwassen kokerjuffer.

Home