NATUURLEXICON


Melittobia acasta


De sluipwesp Melittobia acasta (Eulophidae) is een kleine bronswesp met een lengte van ongeveer 2 mm. Het vrouwtje is overwegend zwart gekleurd met een bronsgroene weerschijn en heeft zeer sterke kaken.

De wesp is een parasitaire soort bij verschillende boven de grond nestelende bijen- en wespensoorten en zelfs ook bij een bepaalde groep dambordvliegen, die zelf ook broedparasieten zijn in bijen- en wespennesten. Het vrouwtje is in staat om zich doorheen de afsluitproppen van nestgangen van bijen of wespen naar binnen te werken en cocons binnen te dringen. De vrouwtjes hebben hiervoor gespecialiseerde, krachtige kaken.

Zowel larven als poppen worden geparasiteerd. Eén individu kan bij verschillende gastheren parasiteren.   

Aan de vrouwtjes is geen uitwendige legboor zichtbaar. Bij de vrouwtjes zijn er 2 vormen die er verschillend uitzien en ook verschillen qua biologie. Er zijn slanke vrouwtjes met goed ontwikkelde vleugels en robuuste vrouwtjes met gereduceerde vleugels.

Het mannetje is lichtbruin, heeft kronkelige antennes, is blind en heeft slecht ontwikkelde niet-functionele vleugels.

Als een ongepaard vrouwtje (dat dus nog geen sperma in haar spermabeursje meedraagt) een gastheer vindt, dan brengt ze chemische stoffen in het lichaam van de gastheer die de verdere ontwikkeling van de gastheer stillegt. Hierdoor wordt de gastheer geïmmobiliseerd (er treedt een “verlamming” of een stagnatie van de ontwikkeling op) en legt het vrouwtje er vervolgens één of meerdere eitjes op.  Het vrouwtje prikt vervolgens opnieuw in de gastheer om wat insectenbloed op te likken. Men noemt dit ook wel “host feeding”. In het insectenbloed steken bouwstoffen (eiwitten) en vetten nodig om nieuwe eitjes aan te maken.

De larven ontwikkelen zich zuigend aan het slachtoffer. Na de verpopping ontwikkelen deze larven zich alleen tot mannetjes (onbevruchte eitjes) in de broedcel van de gastheer. Eén mannetje doodt de eventuele andere soortgenoot-wespenlarven of -poppen in de broedcel en paart met de moederwesp, die al die tijd wachtte. De zoon paart dus met de moeder, waarna deze bevruchte eitjes afzet op dezelfde gastheer. Dit kan tientallen nakomelingen opleveren. Eventuele mannetjes vechten opnieuw tot er één overwinnaar uit de strijd komt. Dit mannetje paart met de aanwezige vrouwtjes in de broedcel (dus de eigen zusters). Er kunnen zich op die manier tot 5 generaties per jaar ontwikkelen. Na de paring verlaten de vrouwtjes het nest en gaan op zoek naar nieuwe gastheren. Tegen de herfst kunnen ze overwinteren en pas het jaar nadien weer actief worden. De mannetjes blijven achter in de broedcel en verhongeren na enige tijd. De vrouwtjes verlaten de cocon van de gastheren allen doorheen 1 gebeten gaatje.       

Als gastheren van deze wesp zijn volgende soorten gekend: de Ranonkelbij Chelostoma florisomne, de Resedamaskerbij Hylaeus signatus, de Tuinbladsnijder Megachile centuncularis, het Zilveren Fluitje Megachile leachella, de Rosse Metselbij Osmia bicornis, de Blauwe Metselbij Osmia caerulescens, de Kauwende Metselbij Osmia leaiana,  de Gedoornde Slakkenhuisbij Osmia spinulosa, de muurwespen Ancistrocerus antilope en Epauletmuurwesp Ancistrocerus gazella, de Gladde Spieswesp Oxybelus bipunctatus,  de Drietandige Bladluisdoder Pemphredon lugens, de bladvlooiendoders Psenulus fuscipennis en Geschuierde Bladvlooiendoder Psenulus pallipes, de deukwespen Symmorphus debilitatus en Epauletdeukwesp Symmorphus gracilis en waarschijnlijk ook de Gewone Deukwesp Symmorphus bifasciatus.

Deze wesp parasiteert onder meer ook de poppen van dambordvliegen die zich als broedparasiet in de nesten van bijen en wespen bevinden. Ook de natuurlijke broedparasieten van bijen en wespen lopen dus zelf kan geparasiteerd te worden door deze sluipwespen.  

In sommige gevallen is de sluipwesp zelfs aanwezig als parasiet van de gevangen prooien, bijvoorbeeld bij larven van kleine nachtvlinders die zich als prooien in de nesten van de Epauletmuurwesp Ancistrocerus gazella bevinden.    

Bij deze wespensoort komen er meer vrouwtjes dan mannetjes voor. Dit is een gevolg van een besmetting met Wolbachia-bacteriën. Deze bacteriën komen voor in de geslachtsorganen van geleedpotigen. Ze beïnvloeden de reproductie van de gastheer. Ze kunnen parthenogenese veroorzaken. Bij parasitaire wespen, waarvan de mannetjes uit haploïde onbevruchte eieren voortkomen en vrouwtjes uit diploïde bevruchte eieren, veroorzaken ze een afname van haploïde nakomelingen.

  


Home