NATUURLEXICON


Merel

Turdus merula


De Merel Turdus merula meet tot 26 cm. Het is een algemene standvogel en broedvogel in Vlaanderen en Nederland. Een beperkt aantal trekt in de winter weg.

Het mannetje is zwart met een felgele snavel. Het vrouwtje is donkerbruin en alleen haar keel is min of meer gevlekt. De jongen zijn helemaal gevlekt en bruin tot donkerbruin. De Merel heeft een zeer bekende en mooie zang. Door de verlichting zingt hij vaak ook ’s nachts in stedelijke gebieden.  

Deze vogel bouwt een nest in bomen, struiken en muurnissen. Het vrouwtje heeft 2 of 3 legsels per jaar, waarbij telkens 5 of 6 eieren worden gelegd. Het vrouwtje broedt; beide ouders voederen de nestjongen met vruchten, zaden en insecten. Nog voordat ze kunnen vliegen, verlaten de jongen het nest. Ze blijven dan nog ongeveer 3 weken voor hun voedsel afhankelijk van de ouders.   

Het voedsel van volwassen vogels bestaat uit insecten, wormen, slakken, bessen en ooft.   

De Merel was oorspronkelijk een bosvogel en een cultuurmijder. Aan het einde van de negentiende eeuw was de soort bijna uitgestorven. Nadat hij zich ontwikkelde tot cultuurvolger, is het een van de algemeenste vogels geworden bij ons. Hij komt in stedelijke gebieden zelfs talrijker voor dan in bossen. Het merendeel van de Merels heeft zich aan menselijke bewoning aangepast. De Merels die in de buitengebieden leven maken hun nest in struiken en bomen, zelden hoger dan 2 m. Stadsmerels nestelen in struiken in tuinen en parken en op of zelfs in gebouwen.

Tijdens hun zoektocht naar wormen, woelen deze vogels mos en bladeren om, en dragen aldus bij tot een verluchting van de bodem. In tuinen eten ze veel als schadelijk ervaren insecten. In de winter voeden ze zich meer met afgevallen fruit en bessen.

Merels helpen ook mee bij de verspreiding van planten. Doordat ze bessen eten, worden de zaden mee ingeslikt en komen ze kilometers verder via de ontlasting op een andere plaats terecht, ook soms op muren en daken van gebouwen.  

Home