NATUURLEXICON


Oernatuur


Oernatuur is een ecosysteem met een zeer grote oppervlakte – hoe groter, hoe beter en liefst meer dan 100 vierkante kilometer -  waarin een ecosysteem kan ontstaan dat functioneert met vrijwel geen menselijk ingrijpen.

Het enige menselijke ingrijpen bestaat erin dat men de oppervlakte voorziet en dat men de natuur zijn gang laat gaan. Er kunnen wel grazers worden ingezet. In dergelijke gebieden maken bijzondere soorten hun (her)intrede.

Als voorbeeld van oernatuur worden vaak de Oostvaardersplassen in Zuidelijk Flevoland (Nederland) genoemd. De Oostvaardersplassen bestaan uit maar liefst 130 km² natuurgebied. Men kon er reeds bijzondere vogels (Zilverreiger, Zeearend) verwelkomen.

Grote begrazers (Konikpaarden, Heckrunderen) zorgen met hun graasgedrag voor grote biodiversiteit. Of ook andere dieren (Bruine Beer, Wolf, Wisent) zullen terugkeren, blijft nog een vraag. In elk geval kwamen ze vroeger in de streek van de Oostvaardersplassen wel voor.

Wanneer het aantal grote grazers te sterk toeneemt zullen de gevarieerde landschappen echter verdwijnen en zal er een uitgestrekte en monotone grasvlakte overblijven. Typische graslandsoorten onder de vogels (zoals Veldleeuwerik, Graspieper, Watersnip, Grutto) zullen dan uit het gebied verdwijnen.

Grote aantallen ganzen (zoals Grauwe Ganzen) vreten de rietkragen aan en zorgen voor een vertroebeling van het water; dit is ongunstig voor vogels die afhankelijk zijn van helder water (zoals Roerdomp en Dodaars).   

Men zal echter pas echt van echte oernatuur kunnen spreken als de hekken verdwijnen en de echte toppredatoren (opnieuw) ten tonele verschijnen in de Oostvaardersplassen. De aantallen dieren die de winter ingaan zullen dan kleiner worden hetgeen het algemene dierenwelzijn in strenge winters alleen maar ten goede kan komen.    

In de zomer blijft de vegetatie aangroeien en is er meer voedsel dan in de winter. In de winter valt de groei stil en zijn veel wilde planten verdord en minder voedzaam. Het winterhalfjaar is bovendien vaak nat en overstromen beek- en rivierdalen.

Veel grazers vangen de schaarste aan voedsel op door in de zomer en nazomer een dikke vetlaag aan te leggen en daarop in de winter op te teren. In de winter is er ook gedurende een hele tijd nog groen gras te vinden. De dieren voeden zich in die periode ook met twijgen, knoppen en bast.

Hoe afwisselender het landschap, met verspreide bomen, struiken, graslanden en moerassen, hoe groter het voedselaanbod zal zijn. Kuddes die gedurende langere tijd in het landschap leven, ontwikkelen een kennis over de beschikbaarheid van voedsel, drinkwater en beschutting. Deze kennis wordt zelfs door de moeders aan de jongen doorgegeven en binnen de kudde gedeeld.

Grotere grazers hebben veel voedsel nodig. Runderen vreten schrale vegetaties en ruwe, lange grassen kort en gesloten ruigten open, waardoor deze geschikter worden voor bijvoorbeeld paarden. Een door paarden afgegraasde grasmat wordt geschikter voor herten. Ook andere dieren (Konijnen,  ganzen) profiteren hiervan. De ene diersoort verbetert dus de voedselbeschikbaarheid voor de andere (facilitatie).

Na een zachte winter zullen er nog veel dieren in goede conditie verkeren; na een strenge winter zal de conditie van de dieren teruggelopen zijn. Wanneer de draagkracht van het gebied wordt bereikt, zullen er meer wilde dieren sterven. De zwakkere dieren redden het niet; de sterkere dieren zullen zich redden en zich het volgende jaar weer voortplanten. Ook roofdieren kunnen ervoor zorgen dat de zwakkeren uit de populaties geselecteerd worden. Kleinere soorten in het gebied concurreren voor voedsel met de grotere soorten. Anderzijds zal een natuurlijke predatie door bijvoorbeeld roofdieren (zoals Wolven) een sterker effect hebben op de kleine soorten. Het voedselaanbod, de facilitatie, de concurrentie en de predatie zullen dus samen de draagkracht van een gebied bepalen.

Bij een aangroei van de populaties kan men de leefgebieden uitbreiden of groepen dieren weghalen, zoals bijvoorbeeld jonge groepen wildlevende paarden die uit zichzelf reeds de neiging hebben om de geboortegroep te verlaten. De dieren kunnen herplaatst worden in andere natuurgebieden of elders in Europa.

Het belang van oernatuur bestaat erin dat er niet alleen een zeer grote biodiversiteit in het gebied zelf ontstaat, maar dat het gebied zelf als een stapsteen naar de rest van Europa kan worden gebruikt.   

Home