NATUURLEXICON


Ooievaar

Ciconia ciconia   


De Ooievaar Ciconia ciconia is een bekende vogel, maar het is in Vlaanderen nog een onregelmatige broedvogel. Hij meet tot 102 cm.  Het is een wit-zwarte vogel met een lange, helderrode snavel en lange, rode poten. Hij leeft in rivierenlandschappen en andere, grote, natte (kikkerrijke) weidegebieden.

Hij heeft een trage vlucht, die vaak glijdend en zwevend is.

De vogel kleppert vaak met de snavel.   

Het is een zeldzame broedvogel die zijn nest maakt op daken, schoorstenen en soms in bomen. Het nest wordt 1 tot 2 m hoog en kan een doorsnede tot 2 m hebben.

Eind april-begin mei legt het vrouwtje 3 tot 6 eieren. Beide ouders broeden. ’s Nachts is dit meestal het vrouwtje. Na ongeveer een maand komt het eerste jong uit. Beide ouders voederen de jongen. Na ongeveer 2 maanden in het nest, vliegen er gemiddeld 2 jongen per nest uit. Na 4 jaar zullen de jongen voor het eerst zelf broeden.  

Het dier voedt zich met amfibieën, vissen, muizen, Mollen Talpa europaea, Regenwormen Lumbricus terrestris, insecten en slakken. Het is een trekvogel die in Afrika overwintert.

In de negentiende eeuw kwam de Ooievaar tamelijk gewoon in het wild voor in Vlaanderen. Omstreeks 1900 waren de nesten reeds gevoelig afgenomen om later vrijwel geheel te verdwijnen door ondermeer de versnippering en de verkleining van de biotopen van deze vogel.

De Ooievaar was vanaf 1927 een van de eerste wilde dieren in Vlaanderen die volledige bescherming kreeg, maar na die datum zijn er nog honderden vogels onder de kogels van jagers gevallen, om ze te gelde te maken bij opzetters.

Kweekprogramma’s (Zwin, Planckendael) zorgden ervoor dat de soort weer gevoelig toeneemt. Dankzij herintroductieprojecten broeden overal in Europa weer Ooievaars.

Vroeger leefde deze vogel vooral op het platteland om vervolgens als een cultuurvolger met de mens mee de stedelijke gebieden te bevolken.

Een verlaging van het grondwaterpeil om de boeren toe te laten vroeger in het voorjaar met zware voertuigen op het land te kunnen, zorgde voor een bodemverdichting waardoor belangrijke prooien als wormen en muizen onbereikbaar werden voor de lange snavel van deze vogel.   

Insecticiden, de jacht tijdens de trek en hoogspanningslijnen vormen rechtstreekse bedreigingen.

Onrechtstreeks vormt drainage een bedreiging aangezien er door deze drainage minder kikkers (voedsel) in het gebied zullen voorkomen.

In de winter trekt hij naar het zuiden (Frankrijk, Zuid-Spanje, West-Afrika), behalve de vogels van de kweekstations. Deze trekken de eerste jaren wel weg, maar later worden zij ook standvogel. In het zuiden worden sprinkhanen verdelgd met giftige bestrijdingsmiddelen. De Ooievaars die hiervan eten, sterven eveneens of worden ziek.

Ook de verdroging in de Afrikaanse winterkwartieren en ongelukken met draadhekken vormen een belangrijke doodsoorzaak voor deze mooie vogel.  

Het lage broedsucces van de Ooievaars in Vlaanderen, in combinatie met de hoge sterfte van jonge vogels op het nest en tijdens de trek, zorgt er voor dat er zonder immigratie onvoldoende aangroei is om hier een leefbare populatie in stand te houden.

Home