NATUURLEXICON


Otter

Lutra lutra   


De Otter Lutra lutra , ook Europese Otter genoemd, behoort tot de marterachtigen. Hij heeft een gestrekt lichaam dat tot 90 cm lang kan zijn, korte poten, kleine oortjes en een aanliggende donkerbruine vacht. Het is een uitstekende zwemmer en duiker. Hij kan tot 4 minuten onder water blijven, waarbij hij een afstand aflegt van 400 m. Hij heeft zwemvliezen tussen de tenen.  

Onder water verlaagt zijn hartslag. Hij kan op de achterpoten staan, terwijl hij steunt op de ronde, spitse staart. Deze staart wordt tot 60 cm lang. Hij jaagt over grote oppervlakten en eet slechts 1 kilogram per dag. Het is een territoriumdier. Het territorium omvat minstens 10 km² en ligt langs beken en rivieren.

Zijn voedsel bestaat voor 90 % uit vis. Hij eet geen veldgewassen. Het is een sterk gespecialiseerd roofdier. Zijn lichaamsbouw is helemaal afgestemd op het leven in het water.  De Otter bouwt een “leger”, een hol langs een waterloop, dat meestal een ingang boven water en een ingang onder water heeft. In het hol worden er 2 tot 5 jongen geboren. Het grootste deel van het voedsel bestaat uit vis, maar de Otter eet ook watervogels, hun jongen en eieren, kleine zoogdieren, amfibieën, Regenwormen Lumbricus terrestris, zoetwatermossels en zoetwaterkreeften. De in het water gevangen prooien worden met tanden of voorpoten aan land gebracht.

Hij heeft een zeer goede waterkwaliteit nodig. Naast waterverontreiniging zijn ook bebouwing, versnippering en recreatiedruk factoren die een gunstige introductie in de weg staan. Het dier houdt van stromende wateren, maar ook van meren met een dichte oeverbegroeiing. Van belang is ook dat de wateren bij strenge vorst niet volledig dichtvriezen. De Otter is een slim en schuw nachtdier.  

Er moeten uittreedplaatsen in de oevers zijn en speciale looprichels onder viaducten. De Otter houdt er niet van om onder bruggen door te zwemmen; vandaar de looprichels.

Kreken, geulen en rietvelden vormen een ideale biotoop voor de Otter.  Langs de migratieroutes moeten er beplantingen aanwezig zijn waarin hij zich kan verschuilen.

Goede schuilplaatsen zijn ruime, deels uitgespoelde wortelgestellen van grote bomen op rivieroevers, brede rietzones en (doorn)struwelen.

Fuiken van palingvissers en klemmen van muskusrattenvangers kunnen een reëel gevaar betekenen voor Otters.

Momenteel is de Otter in Vlaanderen een symboolsoort geworden van projecten inzake natuurbescherming en een signaalsoort in plannen voor de gezondmaking van beken en rivieren.

Dit dier werd nog niet eens zo lang geleden aanzien als “schadelijk wild” waaraan een premie per gedood dier was verbonden.

Momenteel zitten de aantallen in West-Europa vrijwel aan de grond.  

Door hun voedselkeuze (vooral vis) wordt dit dier door vissers gehaat. Sedert de late middeleeuwen werden Otters bejaagd en gedood met sleepnetten, jachthonden, knuppels, spiezen en geweren. De pelsen werden te gelde gemaakt. Sedert de zestiende eeuw werden premies uitgeloofd. In de negentiende en twintigste eeuw waren er goed georganiseerde uitroeiingscampagnes.  Na de Eerste Wereldoorlog bleek otterbont zeer in trek te zijn. In Groot-Brittanië was de otterjacht na 1945 zelfs een society-gebeuren. Jagers lieten een aantal exemplaren overleven, bezorgd als ze waren, opdat hun “sport” zelf niet dreigde te verdwijnen. Otters werden met geweren en klemmen gedood. Overlevenden werden dood geknuppeld. Tot in 1965 werden nog premies betaald in Vlaanderen voor het doden van Otters. De soort werd pas in 1972 beschermd, rijkelijk laat. We konden toen al spreken van een zeldzame soort. De Otter ging snel volledig ten onder door de waterverontreiniging.    

In 2012 werd er opnieuw een Otter gespot in Vlaanderen (in Broek De Naeyer, Willebroek). In 2017 werd vastgesteld dat de soort zich in Vlaanderen opnieuw voortplant. In 2020 werd ook een Otter gezien in Moerbeke-Waas (Oost-Vlaanderen). De Otter plant zich momenteel voort in de Scheldevallei en werd ook reeds gezien in Damme (West-Vlaanderen).

In Nederland verdween de Otter eveneens. Nu komen er in een paar gebieden (bijvoorbeeld in De Weerribben) door herintroductie (vanaf 2002) weer Otters voor.

Waar de Otters nog voorkomen vallen er ook veel verkeersslachtoffers, want van nature trekken de dieren over grote afstanden en bezetten ze grote leefgebieden; voor een mannetje kan een leefgebied wel 15 tot 40 km² groot zijn. Verplaatsingen van Otters van 100 of meer kilometer per nacht zijn mogelijk. Otterverblijfplaatsen dienen als strikt rustgebied te worden beheerd. Overdag houden de Otters zich schuil in een dichte oeverbegroeiing. Otters zijn gevoelig voor strenge vorst.

Naast de meedogenloze bejaging zijn er nog de bedreigingen door watervervuiling, kanalisatie van waterlopen, PCB’s-opstapeling, verdwijnen van Paling Anguilla anguilla en het wegverkeer. Vlaanderen en Nederland zouden leefbaar kunnen worden voor Otters, maar zijn dit helaas op vandaag nog niet.  Alvorens men de herintroductie overweegt, moeten eerst alle randvoorwaarden vervuld zijn, zoniet jaagt men de Otters de dood in.

De Otter beschikt niet over een beschermende vetlaag. Hij heeft wel een zeer dichte, tweelagige vacht met een bovenlaag dekhharen en een onderlaag donsharen. De onderlaag houdt tijdens het duiken kleine luchtbelletjes vast, die zorgen voor een uitstekende warmte-isolatie. Als deze vacht besmeurd raakt door bijvoorbeeld drijvende olie, dan verliest die voor een groot deel de isolerende kwaliteit en is de Otter eigenlijk ten dode opgeschreven. In een koude periode loopt het dier snel een longontsteking op als hij onderkoeld raakt.  

Maatregelen ten gunste van de Otter zijn trouwens ook goed voor de Bever Castor fiber.

Home