NATUURLEXICON


Paling

Anguilla anguilla


De Paling Anguilla anguilla is een vis met een zeer langgerekt, zelfs slangvormig lichaam met een lange vinzoom. Hij heeft geen buikvinnen.

Hij is gelig of roodachtig gekleurd, maar hij kleurt zilverachtig tijdens de trek. Het vrouwtje is soms 2 keer zo lang als het mannetje en kan tot 1,5 m lang worden. Het gewicht kan tot 4 kg bedragen.  

De ouderdieren trekken voor de eileg naar de Bermuda’s en het Caribisch gebied (Sargasso-Zee). De uitgekomen larven zien eruit als doorzichtige wilgenbladeren en voeden zich met plankton. Ze laten zich met de Golfstroom meedrijven naar Europa. Na ongeveer 2 tot 3 jaar veranderen de larven in de zogenaamde “glasalen”.

Deze glasalen zijn amper 6 cm lang. Als actieve zwemmers trekken de vrouwtjes in het voorjaar de Europese rivieren op. De mannetjes blijven vaak in de buurt van de riviermonding.

De jonge alen leven 8 tot 15 jaar in zoet water tot ze geslachtsrijp worden (zilverpalingen) en opnieuw naar de Sargasso-Zee zwemmen. Vanuit Europa is dit een tocht van wel 6000 km. Na de eileg sterven de Palingen.

Deze soort is uiterst plaatsgebonden; overdag blijft hij gedurende 7 à 8 uur in hetzelfde hol; ’s nachts jaagt hij niet verder dan 100 m ver. Hij kan bij zuurstofgebrek uit het water kruipen en lucht ademen.

Zijn voedsel bestaat uit vis, aas, insectenlarven, slakken, mossels, amfibieën, kreeftachtigen en wormen.

Het is een soort waarop veel gevist wordt. Toch werden bij een onderzoek in 2000 verschillende milieugevaarlijke stoffen in deze vis aangetroffen; PCB’s, dioxines, zware metalen, vlamvertragers en bestrijdingsmiddelen. Het is een vette vis en veel giftige stoffen stapelen zich op in vet. De soort staat hoog in de voedselketen, zodat de accumulatie van het gif groot is.

Dioxines verstoren de embryonale ontwikkeling. De embryo’s vertonen afwijkingen en sterven vroegtijdig. In de visseneieren zit veel vet (met PCB’s en dioxines) om als voedsel te dienen voor de embryo’s. De Paling leeft op de bodem van zoetwatersystemen en juist die bodems zijn zwaar vervuild.

In heel Europa is er een enorme terugval van het aantal glasalen dat de rivieren optrekt. Overexploitatie, habitatverlies, het onbereikbaar worden van geschikte leefomgevingen (habitats) door migratieknelpunten, klimaatverandering en verandering in oceaanstromingen, ziekte en vervuiling zijn hiervan de oorzaken.

De natuurlijke migratie van deze soort was lange tijd zeer problematisch. Nu blijkt daar verbetering in te komen door het aanbrengen van aalgoten, waarlangs deze vissen kunnen migreren.

Om gezonde populaties van Paling in stand te houden is een gedeeltelijk of volledig visverbod nodig. Een groot aantal glasalen worden door Zuid-Europese vissers gevangen voor de export naar Azië.

Intensieve visvangstmethoden zoals Palingfuiken moeten verboden worden.

Zowel de waterkwaliteit als de structuur van waterlopen dienen te worden verbeterd.

De soort wordt vaak uitgezet door visverenigingen.

De Paling is kwetsbaar voor overexploitatie. Hij leeft lang, is groot, is laat geslachtsrijp, en produceert in één keer al zijn nakomelingen, is in zijn eerste levensstadium onderhevig aan een enorme mortaliteit en migreert over een lange afstand dwars door de Atlantische Oceaan. De vangst van terugkerende Europese palingen in de ondiepe kustzeeën is zeer groot.

Het in gevangenschap kweken van Paling is nog altijd volledig afhankelijk is van in het wild gevangen glasaaltjes. Voor de kweek van 150 ton consumptiepaling is zo'n 500 kg glasaaltjes nodig. Dat betekent dat er meer dan 0,5 miljoen stuks niet kunnen doorzwemmen naar de rivieren in het binnenland. De gevangen glasalen worden voor 41 % uitgevoerd naar Azië. Aquacultuur in Europa is goed voor 7% maar dat zal nog toenemen.

De Zwemblaasworm Anguillicoloides crassus is een parasitaire nematode (rondworm) afkomstig uit de Japanse aquacultuur die sinds het begin van de jaren 1980 in de Europese Palingbestanden voorkomt. Via de bloedbaan kunnen ze in de zwemblaas binnendringen en zich daar vasthechten. De Paling ondervindt felle hinder van een infectie door deze worm. Dit is in tegenstelling tot de Japanse Paling Anguilla japonica, die aangepast lijkt te zijn aan het voorkomen van deze parasieten in zijn zwemblaas.

Zo wordt bij de Paling als reactie op de besmetting de wand van de zwemblaas dikker en het volume ervan kleiner, wat problemen kan geven tijdens de migratie van de Paling van zoet naar zout water.

Zee- en zoetwater hebben een verschillende dichtheid en de zwemblaas zorgt ervoor dat Palingen (en ook veel andere vissen) hun lichaam op de gewenste diepte kunnen houden zonder hiervoor energie te moeten verbruiken met zwembewegingen. Een kleinere zwemblaas kan hierbij dus problemen opleveren bij de migratietochten.

Met de Amerikaanse Dikkopelrits Pimephales promelas die in tuincentra te koop wordt aangeboden is een Amerikaanse visziekte (het Evrex-virus) naar Europa overgekomen. Met name de Zeelt Tinca tinca en de Paling hebben hieronder sterk te lijden.   

Het bloed van de Paling bevat een ichthyotoxine (een voor vissen giftige stof). Voor zoogdieren en mensen is het hemolitische vergif beperkt schadelijk. Het veroorzaakt bij oppervlakkig contact met de ogen een bijtend gevoel en een tijdelijk verlies van helder zicht. Het gif breekt wel af bij hogere temperaturen, zodat het tijdens het verhitten snel onschadelijk wordt.

Een mogelijk gezondheidsrisico bij het eten van Paling wordt gevormd door de consumptie van de schadelijke stoffen zoals dioxines, dioxine-achtige stoffen en PCB’s die zich in het lichaam van de Paling hebben opgehoopt. Zowel bij vissen als bij mensen worden deze stoffen opgeslagen in het vetweefsel en nauwelijks uitgescheiden. De stoffen hebben een schadelijke werking op de ontwikkeling van het ongeboren kind bij zwangere vrouwen en hebben ook invloed op de spermaproductie van mannen.

Home