NATUURLEXICON


Pimpelmees   

Cyanistes caeruleus


De Pimpelmees Cyanistes caeruleus meet tot 12 cm. De kruin, de vleugels en de staart zijn blauw. De vogel heeft een wit gezicht. De onderdelen zijn geel. Jonge vogels hebben een geel gezicht. De roep klinkt als “tsie-tsie-tsie-tsit”.

Zijn verspreiding komt ongeveer overeen met deze van de Koolmees Parus major. Hij bewoont bossen, parken en tuinen.

Het nest wordt gemaakt in boomholtes en andere holtes. De opening van het hol is vaak kleiner dan bij de Koolmees.

De vogel broedt twee keer jaar. Van april tot juni legt het vrouwtje 10 tot 12 eitjes. Het vrouwtje broedt, terwijl het mannetje helpt voederen. De jongen worden onder meer gevoerd met spinnen en rupsen van vlinders (bladrollers, uilen).

Deze soort zwerft na het broeden vaak rond samen met andere mezen, op zoek naar voedsel.

De Pimpelmees is in Vlaanderen een zeer talrijke broedvogel, standvogel, deels trekvogel en ook wintergast.  

Als gevolg van de klimaatverandering stelt men vast dat de Pimpelmees de laatste decennia (2010) gemiddeld genomen vergeleken met 1986 circa 10 dagen eerder broedt. Wanneer het voorjaar immers warmer is, dan valt de periode waarin er veel insecten zijn vroeger in het jaar. De jongen moeten zoveel mogelijk opgroeien als de beschikbaarheid van voedsel groter is. Vandaar de vervroegde eilegdata.

Standvogels kunnen gemakkelijker inspelen op warmere lentes dan trekvogels.  

Home