NATUURLEXICON


Pluimvoetbij    

Dasypoda hirtipes


De Pluimvoetbij komt algemeen voor op open, zandige terreinen, vooral op binnenlandse heide en stuifzanden en in de kustduinen, in bermen, langs zandpaden en op opgespoten terreinen, ook in steden gewoon tussen de bestrating.

Het vrouwtje heeft een bruin behaarde (soms zwart behaarde) kop. De borststukrug heeft bruine (soms zwarte) haren. Het achterlijf is voorzien van smalle, helderwitte dwarsbandjes. De haren op de achterlijfspunt staan breed waaiervormig uit. De achterpoten zijn voorzien van grote, oranje “pluimen”. Deze “pluimen” worden door het vrouwtje niet alleen als verzamelapparaat gebruikt, maar tevens als borstel voor het uitvegen (graven) van het nest in de grond.  

Het mannetje is oker- tot oranjegeel behaard met losse dwarsbandjes en heeft lange haren aan de achterpoten.

Deze bij heeft een lengte van 12 tot 15 mm.

Deze bij nestelt vaak in groep langs akkerranden, langs zandpaden, in bermen langs fietspaden of onder het plaveisel. Deze bij vliegt van begin juni tot begin september.

Stuifmeel en nectar worden in juli en augustus uitsluitend op planten van de Composieten-familie (Asteraceae) verzameld, vooral die met gele lintbloemen, zoals Havikskruid-soorten Hieracium species, Echt Bitterkruid Picris hieracioides, Gewoon Biggenkruid Hypochaeris radicata, Leeuwentand-soorten Leontodon species, Jacobskruiskruid Jacobaea vulgaris, Klein Streepzaad Crepis capillaris, Heelblaadjes Pulicaria dysenterica, maar soms ook Beemdkroon Knautia arvensis en Wilde Cichorei Cichorium intybus.

Deze bij kan dankzij de pluimvoeten grote hoeveelheden stuifmeel vervoeren.

Het nest bevindt zich meestal 20 tot 60 cm (soms tot 1 m) diep in de grond op zandige, onbegroeide plaatsen. De ingang is vaak verstopt onder een plantenwortel of een graspol. De soort nestelt soms ook in de stedelijke omgeving, tussen bestrating, waarbij de nestingangen eruit zien als kleine “vulkaantjes”.   

Het nest bestaat uit een schuine ingang die snel overgaat in een verticale hoofdgang met verschillende korte horizontale gangen die tot broedcellen verbreed zijn. In elke cel brengt het vrouwtje een stuifmeelbal, die op 3 steunpunten rust, zodat er geen schimmel kan optreden. De stuifmeelbal is vermengd met nectar en wordt ook wel “bijenbroodje” genoemd. De larve voedt zich met het stuifmeel en overwintert.

Meestal bevinden zich verschillende nesten dicht bij elkaar (aggregaties) en meestal in de volle zon. Elk vrouwtje maakt haar eigen nest.

De larven verpoppen pas het volgende jaar (in mei). Ze spinnen geen cocon.

De Pluimvoetbij is één van de gastheerbijen van de Zwartsprietwespbij Nomada flavopicta (koekoeksbij).

De dambordvlieg Miltogramma germari is een parasitaire vlieg bij deze soort.

Home