NATUURLEXICON


 Ransuil   

Asio otus   


De Ransuil Asio otus ziet er uit als een miniatuur-uitgave van de Oehoe Bubo bubo.

Hij meet tot 36 cm.  Deze soort heeft lange, zichtbare oorpluimen. Hij vertoont smalle strepen op de staart. De ogen zijn oranje. Tussen de ogen kunnen we een witte X-tekening onderscheiden. Hij heeft vage polsvlekken. De vleugels zijn lang.

Bij onraad houdt hij zich een uitgerekte, stijve houding om niet op te vallen.    

Het vrouwtje roept een zwak nasaal “wèèè”. De zang is een diep, zuchtend “oe-oe-oe”. Soms maakt hij keffende geluiden, maar over het algemeen is het een eerder zwijgzame soort.  

De Ransuil houdt van een afwisselend landschap met bos om in te broeden en open vlakten om te jagen. Mozaïeklandschappen met bossen en akkers zijn ideaal voor deze vogel. Buiten de broedtijd komt hij ook in parken en op kerkhoven. In de winter ziet men deze soort soms in groepen, die veelal op doortrek zijn. Het is een nachtactieve vogel.

Deze uil maakt een nest in verlaten kraaien- en roofvogelnesten, ook in nesten van de Eekhoorn Sciurus vulgaris en de Ekster Pica pica.

Ondanks het verbod, wordt er door jagers nog veelvuldig geschoten door deze nesten. Pas achteraf blijkt dan dat er een Ransuil in het nest zat te broeden.

Soms bevindt het nest zich op de grond.

Het mannetje klapt tijdens de baltsvlucht met de vleugels.

Het vrouwtje legt van maart tot juni 4 tot 6 eieren. Het vrouwtje broedt. Het mannetje brengt eerst voedsel bij het vrouwtje, nadien ook bij de jongen. De soort broedt 2 keer per jaar.

De bedelroep van de jongen, die medio juni het nest verlaten,  is een luid “pie-eh”, dat van ver hoorbaar is. Door dit geluid houden ze contact met de ouders, terwijl ze zich verscholen houden tussen de bladeren. De jongen kunnen urenlang dit zelfde piepende geluid herhalen.  

De Ransuil is bij ons een standvogel en een vrij talrijke broedvogel. In de winter komen ook Noord-en Oost-Europese exemplaren voor. Dan kan men soms een grote roestende groep Ransuilen zien, die overnachten in bomen op stille plekken in het bos of in hoge coniferen in stadsparken. Ook geschikte slaapplaatsen in woonwijken in de stadsrand worden benut. Dergelijke slaapplaatsen worden vaak jaren na elkaar gebruikt. Vooral Berk-soorten Betula species zijn geliefde rustbomen (roestbomen).

Soms maakt deze uil lange trektochten tot in tropisch Afrika en Zuid-Azië.  

Oudere bossen genieten de voorkeur bij deze vogel. Zijn voedsel bestaat vooral uit woelmuizen. Ransuilen drukken zich ’s winters dicht tegen de boomstammen aan.

In agrarisch gebied is de voedselsituatie verslechterd door het omvormen van grasland naar akkers (in akkers komen er minder muizen voor), door weilandverbetering, en een onaangepast maaibeheer.

De soort profiteert van een natuurgericht maaibeheer.

In bosgebieden heeft de soort last van predatie op adulte vogels en takkelingen door de Havik en op nestjongen door de Havik Accipiter gentilis en Buizerd Buteo buteo. Door de toename van Haviken zou het aantal Ransuilen verminderd zijn, al maakt het aandeel Ransuilen waarschijnlijk slechts een fractie uit van het dieet van de Havik. In de stad heeft de Ransuil alleszins minder last van de Havik. 

De soort treedt ook qua nestgelegenheid in concurrentie met de Buizerd, die ook oude kraaiennesten inpikt.

In duingebieden ondervindt de Ransuil problemen door de toenemende verruiging en vergrassing van vegetaties, waardoor muizen moeilijker te bejagen zijn. Waarschijnlijk treedt er in die gebieden ook concurrentie op met de Bosuil Strix aluco.

Door de vermesting en de verruiging van het landschap worden veel leefgebieden minder geschikt voor Ransuilen. De aanleg van bosjes en een aangepast maaibeheer zijn gunstig voor deze soort.  

Home