NATUURLEXICON


Rivierbodemwants      

Aphelocheirus aestivalis   


De Rivierbodemwants Aphelocheirus aestivalis, ook Kiezelzwemwants genoemd, meet ongeveer 1 cm. Het is een sterk afgeplatte wants met slanke poten. De voorpoten zijn niet opvallend breder dan de andere poten.

De vleugels zijn nog kleine stompjes.

Deze soort komt voor in helder, stromend water op een bedding van keien, stenen, fijn zand of grind.

Ook dood hout kan in laaglandrivieren een belangrijke rol vervullen als substraat voor deze wants.

De soort heeft een verborgen levenswijze. Het is een nachtdier. Overdag houdt de wants zich schuil onder stenen of ingegraven in grind, zand of modder. Het dier woelt zich onder met behulp van de kop.

Het is een slechte zwemmer. De soort bezit duidelijke looppoten en geen afgeplatte zwem- of grijppoten.  

In de lente en vroege zomer migreren de bijna volwassen (subadulte) en volwassen dieren naar stroomopwaarts gelegen delen met sterk stromend water en stenige bodem waar ze zich voortplanten. Tegen oktober-november bereiken de larven en volwassen dieren stroomafwaarts gelegen plaatsen met minder stroming en een meer zandige bodem, waar ze zich ingraven en overwinteren. Deze overwinteringsplaats kan zich wel op een kilometer van de voortplantingsplaats bevinden.  

De Rivierbodemwants komt niet naar het wateroppervlak om te ademen. De volgroeide wants is volledig afhankelijk van de opgeloste zuurstof in het water. Op de buikzijde en een deel van de rugzijde is de wants bezet met een dicht tapijt van waterafstotende haartjes (de plastron). Het water kan deze plastron niet binnendringen, maar de opgeloste lucht van het water wel, zodat de wants met een dunne luchtlaag is omgeven. De ademhalingsopeningen monden uit in de plastron. Als de zuurstofspanning in de plastron daalt door de ademhaling, herstelt het evenwicht zich doordat zuurstof vanuit het water naar de plastron diffundeert. De plastron werkt dus als een soort zuurstofpomp. Dit systeem werkt slechts optimaal in zuurstofrijk water.

De larven bezitten geen plastron. Het larvenlichaam doet dienst als een soort kieuw. In zuurstofrijk water is dit voldoende.

De volwassen Rivierbodemwants is een rover die zich voedt met larven van eendagsvliegen (Ephemeroptera), schietmotten (Trichoptera) en dansmuggen (Chironomidae). Met behulp van de steeksnuit doorboren ze de prooi en zuigen ze leeg.  

De levenscyclus duurt 3 jaar. In het derde levensjaar worden de wantsen volwassen. Van begin april tot september kunnen volwassen dieren worden aangetroffen. De larven kunnen het hele jaar door worden gezien. De voortplanting gebeurt van mei tot juli. De langwerpige eitjes worden vaak in kleine holten gekleefd op steentjes, twijgen, hout of mosseltjes.

Home