NATUURLEXICON


Schapenteek    

Ixodes ricinus


De Schapenteek Ixodes ricinus is een spinachtige waarbij het vrouwtje ongeveer 4 mm meet, maar na het bloedzuigen tot 1 cm groot kan zijn. Het is van maart tot oktober een algemeen voorkomende soort. Het is een platte, donkerbruine teek. Het volwassen vrouwtje heeft een roodbruin achterlijf. De larve heeft 6 poten en is ongeveer 1 mm groot.

De Schapenteek leeft vooral in of aan de rand van bossen met een rijke onderbegroeiing. Vooral open bossen met een dichte laag varens of bosbessen zijn geliefde plaatsen. Maar ook in parken en tuinen kan de teek voorkomen. Deze teek is de meest bekende en beruchte teek.

De stand van de teken piekt in de maanden april, mei en september. De teek wordt reeds actief vanaf een temperatuur van 5 °C. Ook in de winter is er dus activiteit.

De volwassen teek meet 3 mm (mannetje) tot 4 mm (vrouwtje). Het vrouwtje moet bloed opnemen om eitjes te kunnen leggen. De volwassen teek zoekt een groot zoogdier zoals een Haas Lepus europaeus of een Ree Capreolus capreolus. Vooral natuurgebieden op zandgronden met een rijke onderbegroeiing en veel Reeën of Edelherten Cervus elaphus hebben een hoge trefkans op teken. Na de bloedmaaltijd zoeken ze een partner op en gaan paren. Volwassen teken hebben om een nog mysterieuze reden grotere zoogdieren nodig voor hun laatste bloedmaaltijd.  

Een vrouwtje legt na de bloedmaaltijd 2000 eitjes, waarvan er gemiddeld 100 uitkomen als larven.  

Een teek kent 4 ontwikkelingsstadia: het ei, de larve, de nimfe en de volwassen teek. Voor zijn volledige ontwikkeling heeft hij 3 gastheren nodig.

De 6-potige larve zuigt 3 tot 8 dagen bloed, dit vooral bij een muis, zoals een Bosmuis Apodemus sylvaticus of een Rosse Woelmuis Myodes glareolus, maar dit kan ook een ander dier zijn (Egel, vogel, Konijn, Hagedis, Eekhoorn of Ree).  Ongeveer 1 op de 10 larven redt het en vervelt in de grond in een 3-tal maanden tot nimfe. Deze nimfe heeft 8 poten en meet circa 2 mm. De nimfe bijt kleine dieren (Ree, Egel, Eekhoorn, vogels, hond, kat, Konijn, Haas, paard of mens) en zuigt ook bloed. Meestal bijt de nimfe een muis.  

De larven en nimfen gaan op zoek naar een gastheer om zich te voeden met bloed, terwijl ze vervellen tot het volgende levensstadium. De ontwikkeling van nimfe tot volwassen teek duurt 3 tot 5 maanden.

Vrouwtjes zullen op zoek gaan naar een bloedmaal om vervolgens eitjes te leggen. De larven voeden zich hoofdzakelijk op kleinere knaagdieren. Algemeen voorkomende soorten als de Bosmuis vormen de voornaamste voedselbron. De meeste larven zullen echter verhongeren omdat ze niet tijdig een gastheer ontmoeten. Na een zogenaamd mastjaar is het aantal knaagdieren groter, zodat de kans op deze ontmoeting groter is.

De nimfen en volwassen teken overwinteren in het gras en onder afgevallen bladeren.

Nadat de nimfen hun bloedmaaltijd gehad hebben, vervellen ze in de grond tot volwassen teek (Bij 1 op de 10 exemplaren lukt dit).

De verblijfsduur op een gastheer verschilt per stadium: bij larven en nimfen is dat 2 tot 7 dagen. Bij volwassen teken is dat 7 tot 13 dagen. De ontwikkeling van ei tot volwassen teek duurt ongeveer 2 tot 4 jaar.  Teken brengen een hele tijd zonder gastheer door. Eenmaal op de gastheer verplaatst de teek zich naar een plaats waar de huid het dunst is en bijt hij zich stevig vast. De teek verankert zich als het ware in de huid. Het vrouwtje kan door het zuigen van bloed wel 1 cm lang worden. Eenmaal volgezogen met bloed maakt het zich los van de huid en laat zich op de grond vallen, waarna het begint aan de eileg.

De Schapenteek is een kosmopoliet.   

In Europa is de tekenpopulatie aan een opmars bezig (2009). Door een toename van vooral grotere zoogdieren zoals grazers (onder meer Reeën, herten, Schotse Hooglanders) neemt ook het aantal gastheren toe.

De muizenstand in natuurgebieden was in de jaren 1950 en 1960 dramatisch laag door grootschalige toepassing van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Muizen zijn de belangrijkste voedingsbron voor jonge teken, dus de populatie zal daar ongetwijfeld onder geleden hebben.

Ook het klimaat wordt voor teken steeds geschikter. Mildere winters met weinig echte kou en grotere extremen in temperatuur en regenval en daardoor luchtvochtigheid scheppen een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van teken. De tekendichtheid ligt in de duinen van oudsher hoger dan elders. Duinen hebben op zich een milder klimaat door de invloed van de zee en ze warmen vlugger op door de zonnewarmte op duinhellingen. De klimaatverandering zal er wellicht voor zorgen dat de gunstige omstandigheden voor teken gestaag toenemen. De zeer sterke toename van het aantal teken en de daarmee gepaard gaande tekenbeten sinds de jaren 1990 is wellicht te verklaren door de klimaatverandering. Teken komen ook veel voor in de lente en de herfst. De nimfen gaan pas actief op zoek naar een gastheer bij temperaturen boven de 5 °C en deze temperatuur wordt steeds vroeger in het jaar gehaald. De geschikte periode is dus langer geworden.

Wanneer de gastheren, zoals bijvoorbeeld Bosmuizen, besmet zijn met de bacterie Borelia burgdorferi , die de ziekte van Lyme veroorzaakt, dan worden de larven van de teken ook besmet. Kleine knaagdieren en zangvogels blijken de grootste infectiebron van de ziekte.

De meeste teken raken geïnfecteerd met de Lyme-bacterie als ze larve zijn.

Aan het einde van de zomer zullen deze larven vervellen tot een geïnfecteerde nimf. Na een winterrust zullen de nimfen de volgende lente op zoek gaan naar een nieuwe gastheer. Ook de mens komt dan als gastheer in aanmerking. Algemeen wordt aangenomen dat nimfen de belangrijkste overbrengers zijn van besmettingen bij de mens, omdat ze veel talrijker en kleiner zijn dan adulten en dus minder snel gedetecteerd en verwijderd worden.

Twee jaar na het optreden van een mastrijk jaar is het risico op besmetting met Borrelia burgdorferi bijgevolg groter dan in andere jaren.   

Wanneer een besmette teek een Bosmuis bijt, dan kunnen teken die daarna op hetzelfde dier bloed zuigen ook besmet raken met de Borrelia-bacterie. Zo houdt de bacterie haar eigen populatie op peil.

Een tekenbeet is niet pijnlijk en wordt vaak niet opgemerkt. De bijtplek kleurt lichtjes rood. Pas na enkele uren kan de beet beginnen jeuken. Mensen worden niet ziek van de beet van een teek, die niet besmet is. Wanneer de roodkleuring van de bijtplek niet verdwijnt, raadpleegt men best een arts.  

Niet alle teken zijn besmet. In Europa schat men dat ongeveer 10 % van de teken besmet is met de bacterie. Op sommige plaatsen kan deze besmettingsgraad 25 tot 50 % bedragen. Sommige dieren kunnen door hun immuunsysteem geen Borrelia-bacteriën op teken overdragen. Daardoor zien we in de natuur een variatie in infectiepercentages van 0 tot 50 %.

Besmette teken lopen sneller, zijn langer actief en kunnen beter tegen uitdroging dan niet-besmette teken. De kans lijkt dus groter dat men door een besmette teek wordt gebeten dan door een niet-besmette teek.

Ook een besmette teek draagt de ziekte niet altijd over op mensen.

Meestal gebeurt de overdracht van de bacterie alleen nadat de teek enkele uren op het slachtoffer heeft gezeten en vervolgens op een verkeerde manier wordt verwijderd. De bacterie wordt dan via het speeksel en de darminhoud overgebracht van de ene gastheer (de teek) op de volgende gastheer (de mens).

Niet alle mensen die met de bacterie besmet worden, ontwikkelen de ziekte van Lyme. Het zou gaan om ongeveer 4 %. Bij de meeste mensen is het lichaam in staat de infectie te bestrijden met het eigen afweermechanisme.

De laatste decennia is het aantal gevallen wel sterk gestegen. In Nederland waren er 4 keer meer gevallen van de ziekte van Lyme in 2009 dan in 1994.

Maar de ziekte van Lyme, die men ook wel tick-borne borreliosis of Lyme-artritis noemt,  is toch beter te voorkomen dan te genezen.     

De ziekte van Lyme openbaart zich door een huidinfectie rondom de tekenbeet.

Er verschijnt 3 dagen tot 3 weken (gemiddeld na 16 dagen) na de tekenbeet soms een opvallende rode kring op de huid na besmetting. Bij 40 % van de gebeten mensen verschijnt deze kring echter niet. Tijdens het groeien van de kring, wordt het binnenste deel van de rode kring weer bleek. Ook elders op het lichaam kunnen er huidveranderingen optreden.

Soms treden er reeds tamelijk vroeg griepachtige symptomen op zoals koorts, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn en gezwollen klieren. Soms is er een blauwachtige of roze vlek rond de bijtplaats te zien.

De bacterie richt in de bloedbaan van het slachtoffer nare gevolgen aan.

Meer dan 30 dagen na de beet kunnen volgende symptomen optreden: vermoeidheid, neurologische problemen, hartproblemen en artritis en een neiging tot flauwvallen. In een aantal (zeer uitzonderlijke) gevallen kan de afloop dodelijk zijn.

Maanden tot jaren na de tekenbeet kunnen er nog symptomen optreden als neurologische problemen, huidletsels, verlamming van de gezichtsspieren, dubbelzien, krachtsverlies, tintelingen of hevige pijn in armen of benen en gezwollen gewrichten.

Zelfs bij een correcte behandeling kunnen subjectieve klachten bestaan, vooral vermoeidheid, spierpijn, neurocognitieve problemen, chronische huidaandoeningen, ernstige gewrichtsklachten en chronische hartklachten. Men noemt dit dan de chronische ziekte van Lyme of het post-Lyme-syndroom.  

De teek zo snel mogelijk van het lichaam verwijderen is de boodschap.

De besmetting met de bacterie kan mogelijks reeds zeer snel plaatsvinden via de speekselklieren van de teek. Het duurt wel enkele uren vooraleer de bacterie de speekselklieren bereikt. De bacterie bevindt zich in de darm van de teek. Ze gaat zich pas vermenigvuldigen nadat er een beetje bloed is gezogen. Zeker binnen de 8 uur moet de teek verwijderd worden.  

Sommige bronnen gewagen van 24 uur, maar dit lijkt ons veel te lang; men speelt bovendien beter op veilig.  

Een tekenbeet komt bij mensen vooral voor op het hoofd achter de haargrens, achter de oren, in de nek, de huidplooien, de knieholten, de liezen en de enkels. De meeste beten bij mensen situeren zich tussen maart en oktober.

De teek dient voorzichtig met een tekentang volledig te worden verwijderd, ook de kop. Men moet er wel op letten dat het lijf niet wordt samengeknepen omdat hierdoor de maaginhoud in het wondje terecht kan komen met een groter risico op infectie als gevolg.

Belangrijk is om nooit de teek van te voren te behandelen met alcohol, een brandende sigaret of iets anders. Hierdoor zou de teek namelijk zijn maaginhoud direct uitspugen, rechtstreeks in het slachtoffer.

Men volgt best de volgende stappen: 1. De huid om de teek een beetje dichtknijpen zodat er een bultje ontstaat, de de plaats waar de teek zich bevindt; 2. Een tekentang of een pincet om de teek zetten, dicht zo dicht mogelijk tegen de huid aan; 3. De tekentang of het pincet ronddraaien totdat de teek loslaat. Probeer de teek volledig los te draaien. Laat geen enkel deel zitten.

Denk eraan dat bij aantreffen van één teek de kans groot is dat er nog meer teken op het lichaam zitten.

Nadat de teek is verwijderd wordt het wondje goed gewassen en daarna gedesinfecteerd met jodium, alcohol of een ontsmettende zalf. Mocht men er zelf niet in slagen om de teek te verwijderen, laat dit dan nog dezelfde dag door een arts doen.  

Er moet medische hulp worden ingeroepen wanneer er rondom een tekenbeet na enkele dagen tot weken een lichtrode ronde vlek ontstaat die langzaam groter wordt en in het midden verbleekt, bij een abnormale huidverandering en bij het optreden van koorts of gewrichtspijn. Het is aan te raden om de tekenbeet op een agenda te noteren. Het kan immers gebeuren dat de ziekte zich pas maanden na de beet manifesteert.

Preventief kan men laag struikgewas vermijden, aangepaste kledij dragen of insectenwerende middelen op enkels, nek en knieholten aanbrengen (minstens 30 % DEET). Deze insectenwerende middelen bieden wel onvoldoende bescherming en werken slechts enkele uren. Men controleert best het lichaam om de 3 à 4 uren. Wanneer een besmette teek 72 uur op de huid heeft vastgezeten, zal er 100 % kans zijn op besmetting. Maar besmetting leidt zoals gezegd niet altijd tot het ontwikkelen van de ziekte zelf. Bij het verschijnen van één of meerdere symptomen, moet men onmiddellijk een arts raadplegen.  

Als iemand besmet is met de bacterie is dat pas na 6 tot 8 weken in het bloed te zien. De mens ontwikkelt geen immuniteit tegen de ziekte van Lyme.  

Er zijn geen aanwijzingen dat de ziekte van Lyme overdraagbaar is van mens tot mens.

Men kan niet besmet raken met de bacterie door het verwijderen van een besmette teek bij dieren (hond bijvoorbeeld).

Tegen de ziekte van Lyme bestaat geen vaccin. Vaccins tegen andere door teken overgebrachte ziekten, zoals FSME, werken niet tegen de ziekte van Lyme.

De behandeling zal vooral symptomatisch zijn en vooral bestaan uit het toedienen van antibiotica, vanaf het begin. Bij het post-Lyme zal antibiotica wellicht nog weinig uithalen. Als een tekenbeet binnen 3 tot 4 maanden met antibiotica wordt behandeld, is de ziekte meestal goed te genezen. Maar ook na een antibioticakuur kan het gebeuren dat de schade aan gewrichten en zenuwstelsel niet volledig meer herstelt.

Home