NATUURLEXICON


Sleedoornpage

Thecla betulae


De Sleedoornpage Thecla betulae  is één van de grootste, Europese pages.

Het is een soort van grensvegetaties met lage en hoge struwelen.

De vlinder, die tot 35 mm groot wordt, vliegt in één generatie per jaar van eind juli tot midden september. De achtervleugels hebben kleine oranje staartjes. De vrouwtjes zijn groter dan de mannetjes en hebben aan de bovenzijde van de voorvleugels een oranje niervlek. De mannetjes zijn bijna egaal bruin en hebben geen vlekken. Dit Blauwtje komt voor struwelen langs bosranden, weg- en spoorbermen, holle wegen en akkers. Hij komt ook in stedelijke gebieden (stadsparken, spoorwegbermen, en dergelijke) voor.

De vlinder baltst op open plekken.  

Het vrouwtje zet de helderwitte eitjes afzonderlijk af in de oksels van jonge twijgjes van de waardplanten Sleedoorn Prunus spinosa, Zoete Kers Prunus avium of andere Prunus-soorten zoals gecultiveerde Pruim-bomen, aan een tempo van 5 eitjes per dag. De rupsen voeden zich met de bladknoppen en bladeren van de waardplanten.

De rupsen komen uit op het moment van de bladvorming van de Sleedoorn. De pas uitgekomen rupsen voeden zich aanvankelijk met het binnenste van de bladknoppen. Ze hebben een groene kleur en twee gele lengtestrepen.

Parasitoiden op de rupsen zijn de Sluipvlieg Phryxe nemea en sluipwespen.

De verpopping gebeurt in de strooisellaag of aan de basis van een graspol. De pop vormt zich op een spinselkussen.

De poppen kunnen worden meegenomen naar nesten van de Wegmier Lasius niger.

Er is predatie van de poppen door muizen en loopkevers. Bomen zijn een ontmoetingsplaats voor volwassen vlinders. De vlinders voeden zich meestal hoog in de bomen met honingdauw en nectar. Ook de paring gebeurt in de top van een boom. Het is een honkvaste soort; de vlinder legt hoogstens afstanden van 200 m af langs bosranden of struwelen met waardplanten. Open vlakten van meer dan 200 m worden zelden overgevlogen.

De populaties zijn gedecimeerd door het verdwijnen van de Sleedoornhagen voor de bestrijding van de Perenvuurbacterie Erwinia amylovora.  Sleedoornhagen moeten in juli worden gesnoeid omdat de poppen zich dan op de grond bevinden. Niet snoeien leidt tot veroudering waardoor de kwaliteit van de waardplant afneemt. De vlinder zet haar eitjes het liefst af op jonge takken van twee- tot driejarig hout. Daarom is het onderhoud van Sleedoornhagen wel belangrijk. Een gefaseerd snoeien van de Sleedoornhagen is gunstig voor de vlinder. Het snoeien kan het best eens in de vijf jaar, tussen eind juni en begin augustus gebeuren. De struiken mogen nooit allemaal tegelijk worden gesnoeid. Indien er toch in de winter moet gesnoeid, dan moet dit zeker gefaseerd gebeuren, zodat er nog voldoende eitjes overblijven om de populatie in stand te houden.

De Sleedoornpage blijkt ook wel parken in steden te gaan bevolken. Sleedoornhagen of –struwelen in verstedelijkte gebieden zijn voor deze vlinder daarom ook belangrijk.

In de buurt van Sleedoornhagen die worden gekozen door deze vlinder staan vaak een aantal hoge bomen. Deze opvallende bomen dienen als ontmoetingsplaatsen (bruidsbomen) en moeten zoveel mogelijk behouden blijven.

Slechts 10 % van de populatie van deze vlinder overleeft het rups- en popstadium. De vlinder wordt als volwassen exemplaar circa 3 weken oud.

Home