NATUURLEXICON


Spreeuw

Sturnus vulgaris


De Spreeuw Sturnus vulgaris is een vogel met een lengte tot 22 cm. In het winterhalfjaar is hij glanzend zwart met witte vlekjes; in de zomer is hij meer effen bruin gekleurd. De snavel is geel.

Stadscentra worden vaak benut als roestplaats door het warmere klimaat dat daar heerst. Spreeuwen vliegen naar het buitengebied om zich te voeden, soms wel 10 km ver. Een roest kan soms duizenden vogels bevatten. Als nestplaats worden ook holle bomen en nestkastjes gebruikt. Het mannetje begint reeds vóór de paarvorming aan de nestbouw.  

Deze vogels voeden zich met bodeminsecten, wormen, kleine slakjes en alle mogelijke bessen – deze van de Gewone Vlier Sambucus nigra zijn zeer geliefd- en andere vruchten. Daarom worden ze voor de mens als schadelijk ervaren. Als insecteneters zijn ze voor de mens nuttig. Spreeuwen voeden zich het overgrote deel van het jaar met emelten (larven van langpootmuggen). Deze leven een jaar lang in de bodem en voeden zich met plantenwortels. Veel emelten in gazons zorgen voor dode plekken. In weilanden kunnen emelten een aanzienlijke schade aanrichten dus Spreeuwen zijn voor de landbouw eerder een zegen dan een vloek.   

Als een zwerm Spreeuwen neerstrijkt op een grasland worden daar meteen grote hoeveelheden insecten naar binnen gewerkt.   

In Vlaanderen zijn er een groot aantal Spreeuwen standvogel, er trekt een deel zuidwaarts in de herfst. In de zomer komen er ook Spreeuwen aan vanuit Noord- en Oost-Europa. Er trekt ook een deel door.

Van oktober tot eind november trekken tienduizenden Spreeuwen, afkomstig uit Noord-Europa en zelfs uit Rusland, over onze streek, op zoek naar een overwinteringsplaats in Noord-Frankrijk en Zuid-Engeland. Even op krachten komen kan hen fataal worden.  

De Spreeuw broedt 1 of 2 keer per jaar van april tot juli. Er worden 5 of 6 eieren gelegd. Beide ouders broeden en voeden de jongen. Begin juni vliegen de eerste jonge Spreeuwen uit. De eerste dagen volgen de jongen hun ouders intensief en bedelen ze luidruchtig sjirpend om voedsel.

Na de broedtijd komen Spreeuwen bij duizenden bijeen op de gemeenschappelijke slaapplaatsen (roestplaatsen).  

De slaapplaatsen situeren zich vaak langs op- en afritten van snelwegen. In groep hebben de vogels minder kans om ten prooi te vallen aan roofvogels.

De zogenaamde “belangrijke schade” aan gewassen in tuinen en boomgaarden stelt zich slechts in intensieve fruitteeltstreken. Het belang voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid is nog in zeldzamer gevallen toepasselijk.

De populaties van de Spreeuwen zijn de laatste 25 jaar aanzienlijk in aantal afgenomen. Meer en meer grasland werd immers omgezet in bouwland. Bovendien verdrogen veel graslanden, zodat er minder voedsel te rapen valt.  

De dichtheid van Spreeuwen in de buitengebieden wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van grasland dat (vrijwel permanent) door koeien of paarden wordt begraasd.

Zwermen Spreeuwen worden reeds snel bestempeld – ook door de media – als een plaag. Duizenden Spreeuwen die neerstrijken in een paar bomen in de stad zijn wetenschappelijk gezien verre van als een plaag te beschouwen. De prachtige formaties, die de Spreeuwen boven de steden vormen, zorgen voor een wonderlijk tafereel. Spreeuwen komen nog verspreid voor, maar vooral de groepen worden steeds kleiner.   

Spreeuwen worden met name gevreesd door kersentelers. Er bestaan echter voldoende alternatieve afweersystemen om de fruitoogst tegen vogels te beschermen. Vooral boomgaarden met grazend vee en pas gemaaide percelen trekken veel Spreeuwen aan.

In rietvegetaties en griendculturen kunnen Spreeuwen zorgen voor het breken van rietstengels en buigen van griend. De stengels breken of buigen en herstellen zich nog amper. Toch weegt deze schade niet op tegen het natuurbelang dat de Spreeuw zelf vertegenwoordigt. Landbouw- en jachtmagazines benadrukken steeds de schade, maar laten na daarbij te vermelden dat Spreeuwen zorgen voor een natuurlijke verdelging van voor de landbouw schadelijke insecten.  

Home