NATUURLEXICON



De natuur is veel meer dan wat opvrolijking en sfeerschepping voor een stedelijke omgeving. Haar betekenis is veel dieper geworteld: lang geleden bepaalde ze al waar onze voorouders zich vestigden. Veel steden ontstonden immers bij belangrijke kruispunten van wegen of rivieren of bij belangrijke vindplaatsen van delfstoffen.

Steden worden gekenmerkt door een zeer grote bevolkingsdichtheid. De gebouwen staan dan ook dicht bij elkaar en er is veel hoogbouw. In steden is er nauwelijks landbouw. Er is wel veel handel, dienstverlening en industrie. Er zijn veel voorzieningen zoals scholen, banken en ziekenhuizen. Het stadscentrum is vaak een kluwen van (nacht-)winkels, horecazaken, kantoren, bioscopen, oude herenhuizen en appartementen. Vaak zijn er vlak bij het stadscentrum negentiende-eeuwse wijken. Soms zijn er in het stadscentrum mooie grachten. In die wijken is er behalve de private tuinen doorgaans weinig groen. Er is ook weinig speelgelegenheid voor kinderen. Het stedelijk groen bestaat hier uit een aantal verspreide perken en plantsoenen en vaak één of meerdere grote stadsparken die keurig worden onderhouden en dus weinig natuurlijk ogen.

Hoe verder naar de buitenrand van de stad, hoe jonger en opener de bebouwing wordt en dus ook hoe groener. De drukke invalswegen worden vooral afgezoomd met lintbebouwingen met boulevardwinkels en benzinestations langs drukke invalswegen. In de stadsrand liggen de grotere industriegebieden, grotere shoppingcentra en grote bioscoopzalen. Spoorlijnen doorkruisen de stad waarbij de stations vooral dicht bij het stadscentrum zijn gelegen. Naar de stadsrand toe vinden we de grote spoorwegemplacementen. In havensteden vinden we dicht bij de zee grote havengebieden. Het is vooral ook buiten het stadscentrum dat er grote recreatieterreinen of sportvelden te vinden zijn.

In de tweede helft van de twintigste eeuw verlieten veel stadsbewoners de steden en zochten de rust en de ruimte van de buitengebieden op. De verkeersbewegingen van en naar de stad zorgen voor ellenlange files op de wegen en de daarmee gepaard gaande luchtverontreiniging . Sinds enkele decennia is er een re-urbanisatie aan de gang. Onder meer goedkopere woningen en het werk dicht bij huis zorgen ervoor dat meer mensen opnieuw kiezen voor het leven in de stad. Ook de inspanningen die de stadsbesturen leveren om de steden aantrekkelijker te maken, onder meer  met  verschillende groenvoorzieningen zal hier niet vreemd aan zijn. Om verpaupering, criminaliteit en gettovorming tegen te gaan is een ernstige heropwaardering van verschillende buurten en wijken in de steden een absolute noodzaak geworden. Een harmonieuze samenleving heeft alleen maar slaagkansen in een smeltkroes van verschillende bevolkingsgroepen en culturen waarin de sociale cohesie op verschillende manier wordt bevorderd, zoals bijvoorbeeld met de “samentuinen”-initiatieven.

Steden zijn fantastische plekken, maar vaak worden de asfaltwegen, flats, industrieterreinen en woonwijken als storend en lelijk ervaren en wenst men de drukte van de stad te ontvluchten om te genieten van de schoonheid en de rust van de natuur. De stadsbewoners willen meer groen en liefst in hun onmiddellijke omgeving. Het groen dat de bewoners wensen beperkt zich niet tot ruimten die officieel voorzien zijn als recreatiegebied of natuurgebied. Het is veel ruimer dan dat. Ook bomen in de straat, groen tussen de straatstenen, een parkje, een braakliggend terrein, een geveltuin, een groendak, bloemenvelden en bloeiende bermen maken deel uit van dat groen.

Het louter afbakenen van natuur impliceert dat deze natuur eigenlijk opzij wordt geschoven of zelfs een achterliggende positie krijgt ten opzichte van de bebouwing. Bebouwing en natuur kunnen prima samen een rijkere leefomgeving maken. Natuur binnen de stedelijke gebieden moet meer worden gehonoreerd.  

De stadsbewoners willen niet zozeer recreatievoorzieningen; ze willen recreatiemogelijkheden voor alledag. De mensen leggen zelf het verband tussen een groene leefomgeving en leefkwaliteit. Groen heeft voor hen een welzijnsfunctie en wordt als factor voor de keuze van een woonplaats steeds belangrijker. De verschillende barrières die we in de stad aantreffen zoals drukke wegen en andere  onveilige plaatsen versterken alleen maar het belang van kleine groene ruimten vlakbij huis. Groene ruimten moeten ontsnipperd worden en nieuwe groene ruimten moeten gecreëerd worden.

Uit een bevraging die Natuurpunt afnam bij ruim 15000 Vlamingen in 2014 is gebleken dat 9 op 10 van de bevraagden vinden natuur op wandelafstand van hun huis belangrijk als bron van rust en inspiratie. Stadsbewoners bleken meer begaan met natuur en landschap dan bewoners van het platteland. Ze zijn gevoeliger voor de toestand van bedreigde soorten en tonen zich enthousiaster over de terugkeer van soorten als de Bever. Daarnaast snakken stedelingen naar natuur in de buurt: 2 stadsbewoners op 3 geven aan dat er te weinig natuur is op wandelafstand. Een grote groep van de stadsbewoners vinden ook de toegang tot speelnatuur voor kinderen ondermaats.

Natuur dicht bij huis is betekenisvoller dan een grote, verre, geïdealiseerde wildernis. De kleine, alledaagse natuur rondom ons is belangrijk. Het wensbeeld van natuur als een geïdealiseerd landschap buiten de bebouwde wereld moet worden losgelaten. Een evenwichtige, duurzame realtie met de natuur kan alleen slagen als de mens de omringende natuur als de echte, gewenste natuur beschouwt. Als men de problemen van de stad kan oplossen, kan men immers ook de mondiale problemen oplossen.


Overheid en stadsbewoners samen voor meer natuur

Natuur in de stad. Dat is de plek waar mensen het makkelijkst in aanraking komen met natuur. De stad moet een platform zijn waar mens en natuur elkaar ontmoeten. In steden als Londen en Berlijn werken overheden, het bedrijfsleven, natuurverenigingen en burgers samen aan een betere bescherming en beleving van stadsnatuur. Planten en dieren verhogen de belevingswaarde voor de bewoners. Door het zeer gevarieerde natuurleven tot bij de mensen in de stad te brengen, verhoogt men de aandacht voor natuur. Mensen krijgen in hun directe leefomgeving de kans om de natuur te leren kennen.

De aanwezigheid van natuur in een stedelijke omgeving is van fundamenteel belang bij de ontwikkeling van de leefbaarheid in de stad: voor een aangename leefomgeving, voor het welzijn, voor de gezondheid. Men kan zich de vraag stellen of de stadsbewoners wel bewust zijn van wat de natuur werkelijk is en wat deze natuur voor hen werkelijk betekent. Verwarren zij aangeplant stedelijk groen niet te veel met natuur ? Hebben zij notie van welke planten of dieren inheems zijn of uitheems ? Er is zeker en vast een kennisleemte.

Het is belangrijk om te weten hoe mensen tegen de natuur in de stad aankijken, bijvoorbeeld voor het draagvlak van beschermingsmaatregelen. Het is ook belangrijk dat de stadsmensen weten hoe ze bepaalde mogelijke vormen van overlast op een eenvoudige, natuurvriendelijke manier kunnen aanpakken en hoe ze met de stadsnatuur kunnen omgaan. Schade door dieren kan worden voorkomen, zonder die dieren te doden.

Het beheer van de openbare ruimte wordt deels bepaald door de verwachtingen van de burgers ten aanzien van de overheid. De burgers richten al hun soms zeer uiteenlopende wensen aan de bestuurders, maar de leefbaarheid in een stadsdeel kan door de burgers zelf worden gerealiseerd of verbeterd. De overheid en de burgers moeten samen zorgen voor de extra kwaliteit van de leefomgeving. De inzet door de overheid van tijd en (gemeenschaps)middelen moet kunnen verantwoord worden naar een maatschappelijk belang. De duurzaamheid is ook een belangrijke factor. Een inventarisatie van de belangrijkste knelpunten (te weinig groen) kan een aanzet zijn tot een beleidsmatige, wenselijke aanpak ervan. Lokale initiatieven van de stadsbewoners kunnen een voortrekkersrol spelen. Mensen moeten een actieve en creatieve rol spelen in de vormgeving van een groene ruimte, niet enkel als “gebruiker” of “consument”. Pas dan zullen ze immers het groen ten volle ervaren als HUN groen.

Bij het vormgeven van de stad hoort ook het vorm geven van de stadsnatuur. Er moeten gunstige voorwaarden worden geschapen voor de spontane vestiging van planten- en diersoorten. Het spontane karakter van natuur vormt een tegenwicht tegen de voor de rest strak afgelijnde omgeving. Voor de typische stadssoorten heeft de stad een zeer grote verantwoordelijkheid, maar ook aan de courante stadsplanten, de stinzenplanten en de refugiumplanten moet de stad de nodige aandacht schenken. Het zijn al deze plantensoorten die de voorwaarden scheppen om stadsdieren aan te trekken.

Plagen ontstaan doorgaans doordat het ecosysteem niet optimaal functioneert. Om bijvoorbeeld muggenplagen te voorkomen is een gezond watersysteem met een goede visstand en gevarieerde begroeiing een vereiste. Typische cultuurvolgers zoals de Huismus en de Gierzwaluw krijgen het in de steden steeds moeilijker, terwijl het vroeger nochtans zeer algemene soorten waren.

Mogelijke acties door vrijwilligers die in de stad iets willen doen voor de natuur: tellingen van een aantal doelsoorten, het aanleggen van een vogelvriendelijke voorbeeldtuin als middel tot bewustmaking; het aanbrengen van vogelvides en groepsnestkasten en het voorzien van (nacht)verblijven voor dieren.


Een grotere betrokkenheid van de stadsbewoners

Men kan het beheer van groenvoorzieningen in handen geven van bewoners. Bewonersgroepen kunnen dan bijvoorbeeld een budget aanvragen voor groenprojecten. Daar wordt veel gebruikt van gemaakt, bijvoorbeeld voor het graven van een poel voor salamanders, kikkers en padden.

Stadsbewoners kunnen rechtstreeks worden betrokken door hen bijvoorbeeld een “herinneringslaan” te laten aanleggen. Inwoners kunnen hier een herinneringsboom laten planten, bijvoorbeeld vanwege een geboorte, een overlijden of een huwelijk. Borden aan het begin van het pad geven aan voor welke gelegenheden en personen de bomen werden geplant;

Bewoners, bestuurders en ambtelijke diensten moeten overleg plegen, infosessies organiseren, bewonersinitiatieven uitwerken. Men heeft reeds vastgesteld dat mensen die anders niet zo geneigd zijn aan vergaderingen deel te nemen, wel bereid zijn mee te werken aan meer natuur in hun nabije omgeving. In de stad zijn er immers nog veel groenloze, kale pleinen die volgeparkeerd staan met auto’s, betonnen gevels zonder ramen, bomenlanen die niet parkeervrij of parkeerarm worden houden, versteende eilanden van steriele gazons, klinkers en betondallen.

In steden wordt het bestaande groen gekoesterd en nieuw groen geschapen in een samenwerking tussen en op initiatief van de bewoners zelf. Parkings kunnen bijvoorbeeld worden omgevormd tot parken, tuinen met bloemen, kruiden, struiken en bomen. Er is veel sociale controle door de verantwoordelijkheid van de bewoners, want zij leggen alles zelf aan. De bewoners nemen het beheer over van de gemeente en daar varen dieren zoals bijvoorbeeld de Egel, de Steenmarter en de Dwergvleermuis wel bij.

Steden kunnen werken met vrijwilligers voor het tellen van bedreigde en beschermde diersoorten en het in kaart brengen van bijzondere flora. De verrassend grote biodiversiteit in de woonomgeving biedt een goede basis voor nog meer betrokkenheid van de inwoners. De overheid kan bepaalde waarschuwingen en adviezen geven aan de inwoners. Zo ontstaat er begrip bij de mensen en wordt er met de leefwijze van de dieren rekening gehouden.

Stadsbewoners die in bewonerswerkgroepen beslissingen mogen of kunnen nemen over het stedelijk groen in hun wijk zijn vaak meer tevreden over het onderhoud door de bewoners zelf dan over het beheer door het stadsbestuur. De bewoners zelf houden immers meer rekening met de wensen van de wijkbewoners. Deze bewoners kunnen harken, schoffelen, nestkasten bouwen en ophangen en zaden en wortelstokken verdelen en planten in de wijk. Mensen beschouwen de publieke ruimte vaak als een plek waarvan de vorm bepaald wordt door de gemeente, maar er zijn veel meer mogelijkheden voor die ruimte dan mensen denken.

In de steden wonen soms tot miljoenen mensen en vaak roept de biodiversiteit in een stad heel wat vragen op bij de bewoners, zoals bijvoorbeeld vragen over de grotere aantallen Eksters, over de kleinere aantallen Huismussen, over overlast door Kauwen, over Roodwangschildpadden, Halsbandparkieten en Nijlganzen in het stadspark, over de angst voor Vossen die zich in de tuinen wagen of over de schadelijkheid van de Reuzenberenklauw. Stadsbewoners doden slakken, maar voederen wel de vogels. Overhangende takken en bladeren in de goot leiden tot burenruzies, maar als een dreef Platanen dreigt te worden gekapt, staat de hele wijk wel in rep en roer. Stadsbewoners houden doorgaans van de natuur die leuk of aaibaar is, bij voorkeur esthetisch is en liefst geen overlast veroorzaakt. Een betere kennis van de planten- en diersoorten in de stad leidt tot een grotere tolerantie. Die kennis leidt tot een beter begrip van de natuur. Ze vergroot het draagvlak om te streven naar meer natuur in de stad. Als de stadsbewoners de natuur beter leren kennen gaan ze van deze natuur houden en een beetje deze natuur van henzelf beschouwen. Een betere kennis van de natuur leidt doorgaans tot een grotere betrokkenheid bij natuurgerelateerde thema’s.


Stadsmensen houden van de natuur

In de middeleeuwen woonden mensen in de steden omwille van de veiligheid. Men vond er veiligheid binnen de muren en de stadsvestingen, niet alleen tegen de menselijke vijand, maar ook tegen de natuur, die in die tijd als gevaarlijk werd aanzien. De stedelingen gingen vervreemden van de natuur. In de natuur kon je immers verdwalen, verdrinken of opgegeten worden. De stad werd gezien als een vorm van beschaving waar men rust vond en de natuur als een gevaarlijke wildernis. Maar de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig zoeken de stedelingen meer en meer de rust op in de natuur en lijkt het er nu meer op dat de stad de gevaarlijke wildernis is die men wil ontvluchten. Stedelingen willen namelijk af en toe ontstressen, weg van de drukte van het stadsverkeer, weg van de mensen, de bussen. Misschien juist omdat ze in de stad wonen roept de natuur bij hen positieve gevoelens op. In de natuur komen ze tot rust.

Veel beroemde schilders van natuurlijke taferelen en landschappen woonden in steden. Ook Jac. P. Thijsse, een bekende Nederlandse natuurbeschermer, was een stadsbewoner. Het is een verkeerde reactie van stadsbewoners die van de natuur houden om de stad te ontvluchten. Het is beter om de natuur naar de stad te brengen.

Ook de vroegere arbeiders die de steden bevolkten hadden behoefte aan groen. Deze behoefte deed in de negentiende eeuw de parkenbeweging ontstaan, als een reactie op het gezwel van de industriële stad. De voordelen van groen voor deze arbeiders werd ingezien door de industriëlen van die tijd. Toen reeds erkenden deze industriëlen dat parken de longen zijn van de stad, de volksgezondheid verbeteren en lichaamsbeweging aanmoedigen, een alternatief zijn voor alcoholmisbruik en de geest verrijken door contact met de natuur. Omdat alle sociale klassen van de parken gebruik zouden maken, zouden bovendien sociale spanningen verminderen en zouden de klassen van elkaar leren. De menselijke benefiet was in die tijd nog belangrijker dan de biodiversiteit zelf. Ondertussen leerde men ook dat het groen zich niet mag beperken tot een paar grote stadsparken, maar dat het beter is dat er verspreid groen aanwezig is in heel de stad.

De houding van de stadsmens ten opzichte van stadsnatuur is op zijn minst ambivalent te noemen. Wilde planten die spontaan opduiken tussen de straatstenen vinden ze “welig tieren van onkruid”. Sommige dieren zoals ratten, teken, vlooien, luizen, muizen, kakkerlakken, stofmijten en subtropische mieren brengen volgens naar hun mening ziektes over. Muggen zijn lastig en spinnen en vleermuizen zijn griezelig. Sommige stadsbewoners verkiezen liever nette straten en voetpaden waar zich geen kruidje kan roeren en wonen het liefst in kraakschone en volledig geïsoleerde huizen en steriele stenige “tuinen”.

Maar steeds meer stadsbewoners verkiezen juist meer natuur in hun stad. Velen van hen vinden dat meer verwildering moet kunnen, dat niet elk plantje dat spontaan groeit de gifspuit verdient en dat ook dieren een plaats in hun stad verdienen. Vooral zoogdieren, vogels, reptielen, vissen,  vlinders en bijen maken volgens hen deel uit van een prettige leefomgeving. Voor deze mensen wekt de natuur juist verwondering, nieuwsgierigheid en belangstelling en is de stadsnatuur een bron van natuurbeleving en ontspanning.

Stadsbewoners die het belang erkennen van de stadsnatuur zullen graag bijdragen aan meer natuur in hun stad. De hoge bezoekersaantallen van publiek groen zoals stadsparken en stedelijke natuurreservaten bewijst dit ten volle. Iedere stadsbewoner kan zelf ook bijdragen aan het behoud en de versterking van de natuur in de stad, zowel in de stadsparken, op straat, in de tuin en zelfs in de eigen woning, op het balkon en op het dak. De stedelijke omgeving wordt gekenmerkt door een groot aantal mensen die dicht bij elkaar leven op een beperkte oppervlakte. Dit heeft gevolgen voor de aard van de bebouwde omgeving en de mate waarin wordt ingegrepen in de natuurlijke omgeving. Maar de stad vormt ook een eigen leefgebied, met speciale kenmerken die sterk verschillen van de open ruimte buiten de stad.

De stad heeft een grote aantrekkingskracht op mensen. Als woonomgeving neemt de stad de laatste jaren weer in populariteit toe. Ook op de flora en fauna oefent de stad een toenemende aantrekkingskracht uit. De biodiversiteit die ontstaan is in de stad en die zich nog verder zal ontwikkelen moet beschermd worden. Er moet bewust voldoende ruimte worden geschapen om deze ontwikkeling mogelijk te maken . Want deze biodiversiteit staat nog altijd zwaar onder druk. Zo blijft de stedelijke verdichting nog toenemen en particuliere tuinen worden steeds meer verhard. Daarom moet er blijvend gestreefd worden naar meer stadsnatuur, en dit zowel voor de stad als voor de natuur.

Er moet niet worden gestreefd naar een verdichte en compacte stad, maar naar een voor mens en dier leefbare groene stad waar het aangenaam is om te wonen, te werken, te recreëren en te genieten van de alomtegenwoordige stadsnatuur. Vaak worden de stadsbestuurders er door de eigen stadsbewoners op gewezen dat er een gebrek is aan groene ruimtes in de stad. Deze groene ruimtes zijn zeer belangrijk voor de leefbaarheid van de stad en voor het aantrekken van verschillende soorten, maar ook voor het zuiveren van de lucht en het genereren van zuurstof.  

Stadsbewoners hebben grote groengebieden in de stad of minstens dicht bij de stad nodig die snel bereikbaar en goed toegankelijk zijn en waar ook wat te beleven valt. Het hitte-eilandeffect en de stijgende bevolkingsdichtheid zal het belang van bereikbare natuur in de toekomst nog doen toenemen, vooral in de centrumsteden. 8 Vlamingen op 10 vinden dat er natuur moet zijn op minder dan 2 kilometer van hun woning (Nys, 2014). Ook jongeren schreeuwen om meer natuur om in te spelen. Uit een bevraging van 1000 jongeren door Steunpunt Jeugd in 2014 bleek dat 65 % in Vlaanderen grote nationale parken wil waar natuur, wandelen en fietsen centraal staan. Een meerderheid van de jongeren pleitte voor meer speelparken in de buurt, straat- en pleinbomen en een autovrij centrum.  

Vlaanderen heeft voor het volledige grondgebied een gemiddelde van 15 % oppervlakte aan natuur. Relatief gezien scoren de 13 centrumsteden niet veel slechter wat betreft het percentage oppervlakte natuur. De meeste centrumsteden schommelen rond het Vlaamse gemiddelde, met uitschieters aan beide zijden. De cijfers waren volgens het Rapport Natuur op wandelafstand van Natuurpunt, 2014 als volgt: Aalst 13 %, Antwerpen 12 %, Brugge 11 %, Genk 34 %, Gent 9 %, Hasselt 21 %, Kortrijk 4 %, Leuven 19 %, Mechelen 15 %, Oostende 7 %, Roeselare 1 %, Sint-Niklaas 9 % , Turnhout 23 %.  

De extra aanleg van natuurlijke gebieden binnen en in de directe omgeving van de grote steden is nodig en is duidelijk lonend, zowel voor de natuur als voor de mens. Stadsbossen zijn de meest populaire bestemmingen voor bosrecreatie en dragen bij tot een gezonde leefomgeving. Door te investeren in bossen in en rond steden wordt de leefkwaliteit van de stedelingen bevordert en wordt hen ruimte geboden om te ontspannen.

Stadsbewoners houden van de stadsnatuur. Zo koesteren de stadsbewoners vaak dieren als bijvoorbeeld stadsvossen, Eekhoorns en Halsbandparkieten in de stadsparken.


Tal van initiatieven van stadsbewoners

Dat stadsbewoners meer stadsnatuur wensen wordt duidelijk bewezen door tal van initiatieven in verschillende steden.

Park(ing) Day

Tijdens de jaarlijks internationale Park(ing) Day werken burgers, kunstenaars en activisten samen om betalende parkeerplaatsen tijdelijk om te toveren in groene ruimtes en publieke tuinen. Dit evenement ontstond in 2005 toen het kunstenaarscollectief Rebar Group voor de allereerste keer parkeerplaatsen omvormde in tijdelijke parkjes als reactie tegen het grote deel van de publieke ruimte dat volledig door wagens wordt ingepalmd, ten koste van de voetgangers. Men wilde die parkeerplaatsen omvormen tot plekken voor politieke en culturele expressie en voor ongeziene sociale interacties. Op die dag kan volop nagedacht worden over de stedelijke ruimte, de plaats van natuur in de stad en over de levenskwaliteit in stadscentra. Ondertussen hebben duizenden mensen over de hele wereld honderden opstellingen gecreëerd op parkeerplaatsen. De Park(ing) Day groeide zo uit tot een jaarlijks evenement met een netwerk van deelnemers in meer dan 140 steden en 21 landen.

Guerilla-gardening

In navolging van nachtelijke clandestiene aanplantingen werd de guerilla-gardening ingevoerd. Met de uitvinding van de zaadbom beschikt men over een onopvallend geheim wapen die men in één beweging op bijvoorbeeld rotondes, braakliggende terreinen of wegbermen kan gooien om meer natuur in de stad te brengen. Het idee van de zaadbommen ontstond in Los Angeles en waaide ondertussen over naar verschillende steden wereldwijd. Een zaadbom bestaat uit aarde, natuurlijke bindmiddelen zoals papierpulp of klei, eventueel een beetje compost en een mengeling van zaden. Van deze ingrediënten wordt een bal gevormd, die gemakkelijk gericht kan worden op een plaats waar meer groen en kleur mag verschijnen, De zaden kunnen niet wegvliegen of opgepeuzeld worden, waardoor ze meer kans krijgen om te kiemen. In Engeland is guerilla-gardening al lang een begrip en zijn er in steden al heel wat ongezellige rotondes op gefleurd door deze vorm van tuinieren. Men gebruikt best geen uitheemse planten. De planten trekken veel dieren zoals insecten en dus ook vogels aan.

3-D-figuren

Ben Hagenaars ontwierp in Hasselt een 3-D-figuur uit jute, een plantaardige vezel, die kan opgevuld worden met een mengeling van aarde en plantenzaden. Mits voldoende watergift, bloeit de pop na een tijdje en wordt ze op die manier een ecologische equivalent voor de graffiti-tags die overal welig tieren in de open ruimte.

Volkstuinen

Volkstuinen verbreden en diversifiëren de sociale netwerken van de gebruikers, ze doorbreken het sociaal isolement van bewoners en bevorderen de emancipatie van kwetsbare groepen.

Instant Groen

Grote posters met levensechte beelden van natuur inde stad kunnen geprint worden op anders grijze stadsstructuren. De kracht van dit valse groen mag niet worden onderschat. De trompe-l’oeils creëren een instant groenervaring die zin geeft in echt en structureel groen. Hoe beter de printkwaliteit, hoe beter de groenervaring. Het idee ontstond bij Curated Brainstorming.

Dag van het Park

Stadsnatuur gaat over leefbaarheid, aantrekkelijkheid en levenskwaliteit. Dat is niet langer een verhaal van de overheid alleen. Samen moeten we op zoek gaan naar manieren om de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van onze omgeving naar een hoger niveau te tillen. De Dag van het Park is een ideaal moment om hierover na te denken. De campagne werd ruim 20 jaar geleden opgestart door de overheid in Vlaanderen. Op de Dag van het Park worden stedelijke omgevingen omgetoverd in oases van groen. Zo worden op de Groenplaats in Antwerpen bijvoorbeeld vogelnestkasten opgehangen en worden op tal van andere plaatsen waar men dit het minst verwacht verschillende bomen, struiken en kruidachtige planten geplaatst.  

Stads-potters

De VELT stads-potters streven naar een stad vol eetbaar groen. Ze steken zelf de handen uit de mouwen door workshops te geven, voorbeeldpottentuinen aan te leggen, te experimenteren met teeltwijzen en adviezen te verstrekken.

Zorgtuinen

De zogenaamde zorgtuinen worden opgericht rond woon- en zorgcentra. In plaats van de mensen naar de natuur te brengen, brengt men de natuur naar de mensen. Een zorgtuin kan bestaan uit verschillende elementen zoals een groot aantal aangeplante bomen en struiken, een bloemenweide, een nutstuin, een wilde boerenheg, een hoogstamboomgaard, vogelnestkasten, een bijenhotel en een waterpartij. De mensen worden zo gestimuleerd om in contact te komen zowel met de natuur als met elkaar. De tuinen worden rolstoelvriendelijk gehouden. De senioren kunnen nestkastjes bouwen, vlinders tellen en struiken planten. In de natuur ervaren de mensen ten volle de wisseling van de seizoenen. Deze zorgtuinen zijn dus goed voor de mensen die er van genieten én voor de biodiversiteit.

Home


- Dossier -

Stadsnatuur


- Deel 6 -

De stadsbewoners en hun stadsnatuur

Terug naar de startpagina van dit dossier