NATUURLEXICON




Op de kaalste rotsen in hooggebergten, waar nog weinig soorten kunnen gedijen, groeien toch nog korstmossen. Dat zijn ook de eerste planten die zich vestigen op nieuwe muren en op weinig belopen trottoirtegels. Ze leven van vocht uit de lucht en de stoffen die daaruit neerslaan. Soms profiteren ze van de stikstof uit onder meer vogelpoep. De korstmossen zijn weer helemaal terug in de stad. Tot het begin van de jaren 1990 was er in grootstedelijke gebieden sprake van “korstmoswoestijnen” waar als gevolg van de grote zwaveldioxidebelasting vele korstmossoorten waren verdwenen. Sindsdien is er een spectaculair herstel opgetreden, waarbij de laatste jaren in de steden zelfs ook zeer zeldzame, warmteminnende soorten worden gevonden.

Korstmossen (of lichenen) zijn samenlevingsverbanden tussen schimmels en ééncellige groen-of blauwwieren, die als grijsgroene, grijsblauwe, bruine of geelachtige korsten, linten of struikvormige massa’s voorkomen op boomstammen, muren, rotsen of op de grond. Het zijn zeer trage groeiers. Ze breiden slechts 1 mm per jaar uit.

Bij korstmossen bevat het wier bladgroen. Dit zorgt voor de fotosynthese. De schimmel zorgt voor de opname van minerale zouten en water en beschermt het wier tegen hitte en uitdroging.  Op die manier kunnen de beide symbiosepartners (wederzijds voordeel) samen biotopen bezetten die anders voor hen ontoegankelijk zouden zijn.

Korstmossen zijn afhankelijk van licht en water. Veel korstmossen zijn gebonden aan een bepaalde biotoop. Het al dan niet voorkomen van bepaalde soorten korstmossen is afhankelijk van de zuurtegraad van de voedingsbodem (vb. kalkarm stuifzand, kalkrijk duinzand), de voedselrijkdom en de vochtigheid.  

Veel korstmossen zijn gevoelig tot zeer gevoelig voor zwaveldioxide en ammoniak. Het is bekend dat veel korstmossen minder groeien of zelfs verdwijnen ten gevolge van verhoogde luchtverontreiniging. Anderzijds doen sommige korstmossen het juist beter door de aanwezigheid van die gassen. Hoge zwaveldioxide-concentraties doen over het algemeen het aantal korstmossen afnemen. Hoge ammoniak-concentraties leiden tot een toename van het aantal stikstofminnende soorten. Korstmossen op stadsbomen vertonen een bescheiden positieve trend. Door de dalende verzuring is er op kleine schaal sprake van de terugkeer van een aantal zuurgevoelige korstmossoorten. Maar de lucht in de steden moet toch nog als vervuild worden beschouwd. De oorzaken liggen vooral bij verkeer en verwarming en deels bij de industrie. In de regio’s met veel bio-industrie vormen de stedelijke gebieden relatief “schone plekken” in het door ammoniak gedomineerde buitengebied.

Korstmossen reageren ook op een verandering van de omgevingstemperatuur. Als de temperatuur stijgt, krijgen soorten die een koeler klimaat verkiezen het moeilijker om te overleven. Zuidelijke soorten gaan het daarentegen beter doen.

Een aantal vlindersoorten zijn in het rupsstadium voor het voedsel aangewezen op korstmossen. Korstmossen vormen ook een schuilplaats voor kleine dieren. Sommige rupsen kunnen hun kleur aanpassen aan de achtergrond en bijvoorbeeld verkleuren van het donkerbruin van een kale tak tot het gespikkelde blauwgroen van een tak bedekt met korstmossen.  


De soorten

Het korstmos Anaptychia fusca is een korstmos dat vooral op rotsen aan zee voorkomt maar ook soms op oude, stenen monumenten. Het is bij ons zeer zeldzaam.

De Aspirinekorst (Arthonia pruinata) is een korstmos dat voorkomt op half-beschutte oude Lindes en Eiken, soms ook op oude kerkmuren.

Het Rood Boomzonnetje (Caloplaca ferruginea) is een korstmos dat groeit op oude wegbomen, zoals oude Eiken.

De Kleine Geelkorst (Candelariella aurella) is een korstmos dat voorkomt op stenen.

Het Stoffig Schorssteeltje (Chaenotheca stemonae) is een korstmos dat voorkomt op loofbomen, bijvoorbeeld Eiken, in oude parken.

De Gele Poederkorst (Chrysothrix candelaris) is een korstmos dat voorkomt op oude Eiken, vooral op bomen in oude parken. Deze soort heeft een haast lichtend gele kleur.

Het Kopspijkertje (Cyphelium inquinans) is een korstmos dat groeit op oude wegbomen, zoals oude Eiken.

Het Bosschildmos (Flavoparmelia caperata) komt voor op zure schors, hout en zuur gesteente. Het is een indicator voor vervuiling. In 1980 was dit korstmos vrijwel volledig verdwenen door de hoge zwaveldioxideconcentraties. Wanneer de concentraties verminderden, namen de aantallen weer toe zodat het ondertussen weer een algemene soort is geworden.  

De Porseleinkorst (Halecania viridescens) is een korstmos dat men vooral zal aantreffen in lanen met Zomereik.

Het Gewoon Schorsmos (Hypogymnia physodes) is een korstmos dat voorkomt in tuinen en parken, vooral op bomen, hekken en muren.  

Het Schilferig Schildmos (Hypotrachyna afrorevoluta) is een korstmos dat groeit op laanbomen en horizontale takken (van ondermeer Zomereik).

Het Gebogen Schildmos (Hypotrachyna revoluta) is een korstmos dat groeit op laanbomen (zoals Zomereik).

De Bosschotelkorst (Lecanora argentata) Is een korstmos dat groeit op oude wegbomen (zoals Zomereik en Beuk).

De Groene Schotelkorst (Lecanora conizaeoides) is een schors- of houtbewonend korstmos. Er komen hoge aantallen voor bij hoge zwaveldioxide-concentraties. Dit korstmos wordt ook wel zwavelvreter genoemd. Vóór 1980 was deze soort vrijwel als algemeenste soort aanwezig op bijna alle boomvoeten, maar is de laatste jaren weer sterk afgenomen.  Het is een sterk zuurminnende soort, die erg gevoelig is voor het basische ammoniak.

Het Muurschotelmos (Lecanora muralis) is een zeer algemeen korstmos dat op vrijwel alle straatstenen, muren en opritten kan voorkomen. Het ziet eruit als ronde, grijsgroene vlekken. Het is een stikstofminnende soort.

Het korstmos Lichenoconium erodens komt als parasiet op de Groene Schotelkorst, een ander korstmos, voor.

Het korstmos Lichenoconium xanthoriae is een parasiet op het Klein Dooiermos en het Groot Dooiermos.

Het Hamsteroortje (Normandina pulchella) is een epifytisch korstmos dat vroeger strikt gebonden was aan Iep, maar zich wist aan te passen aan andere boomsoorten en andere habitats.  Dit mos komt thans voor op Eik-soorten, Wilg-soorten, Iep-soorten en Gewone Es in bossen, broekbossen, duinstruwelen, duinbossen en op laanbomen.  

Het Gewoon Schildmos (Parmelia sulcata) is een korstmos dat voorkomt op boomstammen, vooral op Appel. In verontreinigde streken komt dit korstmos alleen voor onder op de stam. Hoe schoner de lucht, hoe hoger de groeiplaats. Vogels gebruiken dit mos graag bij hun nestbouw.   

Het Knopjesschildmos (Parmelina pastillifera) is een korstmos dat groeit op oude wegbomen, zoals Eik-soorten.

De Grijze Spijkerdrager (Protoparmelia hypotremella) is een korstmos dat groeit op oude wegbomen, zoals Eik-soorten.

De Bruine Spijkerdrager (Protoparmelia oleagina) is een korstmos dat groeit op oude wegbomen, zoals oude Eik-soorten.

Het Waaiertakmos (Ramalina lacera) is een korstmos dat voorkomt op Eik-soorten, op de droge kant van oude bomen. Deze soort komt ook soms voor op de noordmuren van oude kerkgebouwen. Op dergelijke muren komen vaak soorten voor die gewoonlijk epifytisch groeien. Op bomen is deze soort sterk achteruit gegaan, maar vindt dit mos blijkbaar op kerkmuren nog een refugium.

Het Bruin Boerenkoolmos (Tuckermannopsis chlorophylla) is een korstmos dat voorkomt op Eik-soorten, vooral in oude eikenlanen en op vrijstaande bomen en ook op stobben van Grove Den in stuifzandgebieden.

Het Groot Dooiermos (Xanthoria parietina) komt zeer algemeen voor op ondermeer muren, stenen, beton, betonnen paaltjes, standbeelden, grafstenen en soms op hout. Dit schijfvormig korstmos komt ook voor op Zomereik. De soort profiteert van de hoge ammoniakbelasting en komt vaak voor in de omgeving van vetmesterijen, boerderijen en landbouwgronden. Het mos zelf wordt ook bemest door vogels, zoals Stadsduiven. De sporen worden in de donkeroranje centra gevormd. Het is één van de meest algemene korstmossen. Dit korstmos is één van de waardplanten van het Vierstipbeertje.

Het Klein Dooiermos (Xanthoria polycarpa) is een korstmos dat vooral groeit op zure schors, met name van Eik-soorten, op houten paaltjes en ook op stobben van Grove Den in stuifzandgebieden.

Het Oranje Dooiermos (Xanthoria calcicola) is een korstmos dat voorkomt op steen en droge boomschors in de volle zon.  


Home


- Dossier -

Stadsnatuur


- Deel 2 -

De soortendiversiteit in de stad

- Korstmossen -

Terug naar de startpagina van dit dossier