NATUURLEXICON




De kreeftachtigen, ook schaaldieren genoemd,  is een zeer soortenrijke groep. Deze klasse, die behoort tot de ongewervelden, omvat de krabben, kreeften, garnalen, watervlooien,  mosselkreeftjes, roeipootkreeftjes, zeepokken, eendenmossels, aasgarnalen, pissebedden en vlokreeftjes. Deze dieren kenmerken zich door een stevig uitwendig skelet dat onder meer dient ter bescherming. Het lichaam bestaat uit een kopborststuk dat door een  schild is bedekt en een achterlijf, dat bestaat uit 6 segmenten. Kreeftachtigen kunnen zowel in zout water als in zoet water voorkomen. Het voedsel bestaat uit levende prooidieren, aas en plantaardig materiaal.   

Pissebedden hebben een pantser uit chitine. Het pantser bevat kalk en een waslaagje dat beschermt tegen uitdroging. hebben een klein, stevig, afgeplat lichaam.  Het lichaam bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf. Het borststuk bestaat uit 8 segmenten, waarvan één of twee segmenten met de kop vergroeid zijn. De laatste zeven borstsegmenten dragen elk een paar vrijwel gelijke looppoten. Het achterlijf bestaat uit 6 segmenten. De achterlijfspoten zijn plaatvormig, uitgezonderd het laatste paar. De vrouwtjes dragen eitjes in een zakje onder hun lichaam. Pissebedden komen zowel in zee, in zoet water als op het land voor. De landpissebedden verkiezen wel vochtige plaatsen. Ze komen voor op donkere, vochtige plekken onder bloempotten, stenen, houtblokken en bladafval, soms ook in huizen op vochtige plekken, vooral in de winter. Ze leven hoofdzakelijk van dood organisch materiaal. Belangrijk voor deze diertjes is de aanwezigheid van voldoende kalk, die ze nodig hebben voor de opbouw van hun pantser. De Pissebedden bezitten kieuwen en moeten hun lichaam vochtig houden.

Ze behoren tot een groep van insecten die voor 35 % instaat voor de vertering van afgevallen bladeren. Ze zijn daarmee de belangrijkste fijnmakers of primaire afbrekers van dorre bladeren. Landpissebedden gebruiken dood hout niet alleen als voedselbron, maar ook om in en/of onder te schuilen. Het zijn nachtactieve dieren die dus lichtschuw zijn. Ze zitten soms massaal achter de schors waar het nog relatief vochtig is.


De soorten

Het Waterezeltje (Asellus aquaticus), ook Zoetwaterpissebed genoemd, is een zoetwaterkreeftachtige. De soort is verwant aan de andere pissebed-soorten. Hij komt niet alleen voor in zoet maar ook in brak water. Het is een algemene soort in dichtbegroeide vijvers, kanalen en licht verontreinigde rivieren, waarin zich voldoende dood organisch materiaal bevindt, waarmee hij zich voedt.

De Europese rivierkreeft (Astacus astacus) bewoont langzaam stromend en stilstaand water van rivieren, meren en beken. Het water moet helder, zuurstofrijk en schoon zijn. Deze soort verbergt zich in de oeverbodem, tussen boomwortels of onder stenen. Het is een nachtdier, dat zich overdag ophoudt in een (meestal) zelfgegraven woonbuis onder een overhangende oever. Het is een alleseter: insectenlarven, wormen, weekdieren, mosseltjes, visbroed en ook wel aas. Jonge dieren eten wortels van waterplanten. De kreeft wordt zelf gegeten door vissen als Paling, Snoek, baarzen en vogels zoals de Blauwe Reiger. In onze streken is de Europese Rivierkreeft waarschijnlijk uitgestorven. De aantallen zijn namelijk sedert het begin van de Twintigste Eeuw sterk achteruitgegaan door de kreeftenschimmel Aphanomyces astaci.  De zwam wordt ook wel Kreeftenpest genoemd. De schimmel wordt niet alleen door de kreeften zelf verspreid, maar ook via netten van vissers en via waterplanten. In onze streken is deze kreeft vrijwel volledig vervangen door de Gevlekte Rivierkreeft en de Rode Rivierkreeft, die beter bestand zijn tegen de Kreeftenpest. De Europese Rivierkreeft heeft behoefte aan de mogelijkheid om holletjes te graven langs de kant of onder boomwortels of overhangende oevers. Deze bieden bescherming tegen rovers. Stevige beschoeiingen langs beken en rivieren zijn dus ongunstig voor deze soort. Op sommige plaatsen worden gekweekte exemplaren van deze soort uitgezet.   

Het Roeipootkreeftje (Cyclops sp.) is een zeer kleine, eenogige kreeftachtige. Het is een belangrijke voedselbron voor grotere zoetwaterbewoners, vooral voor vissen.  

De Watervlo (Daphnia pulex) is veel te vinden in sloten en vijvers, ook in verontreinigde milieus. Dit diertje voedt zich met detritus en algen.  

De Wolhandkrab (Eriocheir sinensis) is een krab die een stuk stroomopwaarts de rivieren voorkomt, maar zich alleen in zout water voortplant. In september-oktober trekt de krab voor de voortplanting naar de zoute kustwateren, via het water of desnoods over het land. In het begin van de twintigste eeuw is deze exoot in Europa terechtgekomen, waarna hij zich in rivieren heeft gevestigd. Zo leven er grote aantallen Wolhandkrabben in de Amsterdamse grachten, havens en kanalen, meegelift met schepen uit Azië. Met zijn scherpe scharen knippen de dieren moeiteloos vissersfuiken door.

De Muurpissebed (Oniscus asellus) is een kreeftachtige die leeft op vochtige plaatsen, ook in huizen, onder stenen, achter boomschors en tussen vochtige, afgevallen bladeren. Het is een algemene soort. Als het dier een goede schuilplaats heeft in de winter, wordt het dier 1 à 2 jaar oud. De soort overleeft in een vochtige, schemerige omgeving, onder een bloempot, de mat aan de tuindeur of in de kelder. Het is een afvalopruimer en goede schimmelbestrijder. In de compostbak zorgt deze pissebed samen met bacterien en wormen voor de omzetting van het composteerbare materiaal. Kleine diertjes vormen de basis van de voedselketen in de stad. Hoe meer verschillende soorten kleine dieren er in een tuin leven, hoe meer vogels men in de tuinen zal zien.    

De Gevlekte Rivierkreeft (Orconectes limosus), ook Amerikaanse Rivierkreeft genoemd, is door introductie bij ons terechtgekomen. Deze kreeft is bestand tegen de eveneens uit Amerika overgekomen schimmel Aphanomyces astaci,  heeft een grotere reproductie en blijkt bovendien beter bestand tegen eutrofiëring en andere vormen van waterverontreiniging. De kreeft komt bij ons terecht via eitjes die met geïmporteerde waterplanten zijn meegekomen of via dumping van de exoten door eigenaars van vijvers of aquaria.

De Mierenpissebed (Platyarthrus hoffmanseggii) is een witte, kleine pissebed die blind is en nagenoeg enkel en alleen in mierennesten van de Wegmier, de Gele Weidemier en Gewone Steekmier gevonden wordt. Ze blijkt een voorkeur te hebben voor vochthoudende, kleiige en lemige bodems.

De Kelderpissebed (Porcellio scaber) is een kreeftachtige. Hij komt algemeen voor in huizen op vochtige plaatsen en in bossen achter de schors van bomen.

De pissebed Proasellus coxalis is vermoedelijk een allochtone soort die met schepen vanuit het Middellandse Zeegebied bij ons terechtkwam. De soort werd in 2005 in Vlaanderen aangetroffen (gedetermineerd), maar komt waarschijnlijk reeds sedert 1948 in Vlaanderen voor.

De Rode Rivierkreeft (Procambarus clarkii) komt net als de Gevlekte Rivierkreeft als exoot meer en meer in de Vlaamse wateren voor, ook in stedelijk gebied.  Deze kreeft verspreidt zich ook door afstanden over land af te leggen, dit in tegenstelling tot de Gevlekte Rivierkreeft. Dit kan voor flinke ecologische effecten zorgen, omdat zo ook geïsoleerde poelen bereikt kunnen worden. De kreeften kunnen dan flinke schade aanrichten aan de vegetatie en de opgroeiende amfibieën in deze poelen.



Home


- Dossier -

Stadsnatuur


- Deel 2 -

De soortendiversiteit in de stad

- Kreeftachtigen -

Terug naar de startpagina van dit dossier