NATUURLEXICON



Bij de libellen onderscheiden we de waterjuffers en de echte libellen (glazenmakers). Vooral de echte libellen zijn zeer snelle en wendbare vliegers. Hun poten dienen niet zozeer om te lopen, maar om vliegende insecten te vangen en vast te houden. Ze eten de buit in de lucht op. De eitjes worden afgezet in staande of drijvende waterplanten, soms in takken die boven het water hangen, soms rechtstreeks in het water of soms in vochtige mospakketten op de bodem van tijdelijke plassen of aan de rand van vijvers. Uit de eitjes komen larven die zonder popstadium overgaan in een adult. De meeste soorten libellen leven ongeveer 1 jaar als larve. Sommige doen er 2 tot 5 jaar over voor ze als volwassen insect uitsluipen.

De larven brengen, afhankelijk van de soort, enkele weken tot enkele jaren van hun leven onder water door. Bij waterjuffers duurt dit enkele weken tot een jaar; bij de libellen één tot enkele jaren. Libellenlarven jagen op het zicht en hebben dus helder water nodig. Ze zijn even roofzuchtig als volwassen dieren. Ze leven van waterdieren, zoals kikkervisjes, watervlooien en zelfs kleine vissen. De volwassen libellen zijn sterk afhankelijk van de structuur van de vegetatie op het land en het landschap eromheen. Met name extensief beheerde graslanden zijn geliefd bij libellen. De libellen zitten er op grashalmen die hoger zijn dan de omringende vegetatie en die ook niet te dik zijn, zodat ze met hun ogen de omgeving in de gaten kunnen houden. Eenmaal volwassen leven de meeste libellen nog maar een week of drie, afhankelijk van het weer en de roofdieren die ze tegenkomen.

Libellen bevinden zich veel in de nabijheid van water, maar veel soorten zijn ook ver buiten het water te vinden. Libellen jagen op andere insecten, vooral vliegen en kleine vlinders die ze in de lucht vangen. Vooral de libellensoorten die gebonden zijn aan schone, matig voedselarme wateren en stromend water, zijn de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Veel zuidelijke soorten nemen dan weer in aantal toe als gevolg van de klimaatverandering. Algemeen moeten we toch vaststellen dat libellen een achteruitgang kennen door het grote aantal milieuverstoringen in hun leefgebieden. De bescherming van libellen is niet alleen gewaarborgd door de instandhouding van de biotopen van de larven, maar er dient ook rekening te worden gehouden met de eisen die de volwassen dieren aan de omgeving stellen, bijvoorbeeld de plaatsen waar de vrouwtjes de eieren afzetten. Bescherming van libellen hangt grotendeels samen met de bescherming en sanering van watersystemen. Door de grote toevoer van voedingsstoffen (eutrofiëring) van de oppervlaktewateren tengevolge van de vermesting daalt de hoeveelheid zuurstof in het water. Libellen van voedselarme wateren moeten het onderspit delven ten voordele van de meer algemene soorten, die niet zo’n strenge eisen stellen. Libellen zijn een belangrijke indicator dat het met de kwaliteit van het watermilieu goed is gesteld.

Exoten als de Zonnebaars kunnen de libellenpopulaties aanzienlijke klappen toebrengen. Vissen zijn één van de belangrijkste vijanden van de larven van libellen. Wanneer natuurlijke plassen worden omgezet in visvijvers verkrijgt men onnatuurlijk hoge populaties vissen waardoor het aantal libellenlarven sterk afneemt. De populaties van veel zelfs algemene soorten libellen zijn hierdoor afgenomen. Het in gebruik nemen van plassen als viswater gaat bovendien dan vaak nog gepaard met het verwijderen van water- en oevervegetatie, waardoor larven minder schuilplaatsen hebben en er minder afzetmogelijkheden zijn voor de eileg.   

Door een opeenvolging van warmere zomers tengevolge van de klimaatverandering komen er sedert het eind van de twintigste eeuw een aantal soorten libellen noordelijker voor zoals Zwervende Pantserjuffer, Vuurlibel, Kanaaljuffer, Kleine Roodoogjuffer en Zuidelijke Keizerlibel.


De soorten

De Blauwe Glazenmaker (Aeshna cyanea) is vooral bij kleine, stilstaande wateren en vijvers te zien, maar ook soms in steden en ver van water verwijderd. Het vrouwtje zet de eitjes af op bijvoorbeeld stukken hout langs de oever. De larven leven in het water. Ze eten kikkervisjes, muggenlarven en andere libellenlarven en kruipen na 2 jaar via een stengel van een waterplant het water uit. In de stad is het een algemene soort die veel in tuinen (tuinvijvers) en parken wordt aangetroffen. Deze libel is ook vaak te zien in volkstuincomplexen, waar kleine vijvertjes en voldoende beschutting aanwezig zijn. Vaak is deze soort jagend langs paden in bosgedeelten van stadsparken te zien.

De Bruine Glazenmaker (Aeshna grandis) is een nog tamelijk algemene libel die voorkomt bij stilstaande wateren.

De Paardenbijter (Aeshna mixta) is een algemeen voorkomende libel die pas laat in het jaar begint te vliegen. Ze komt voor bij allerlei stilstaande of traagstromende wateren, zelfs bij licht brakke wateren, vaak met enige rietvegetatie in de buurt. In het najaar is het vaak de enige grote libel die nog rondvliegt. De soort vertoont zwerfgedrag. Deze libel jaagt vaak, en dit zelfs groepsgewijs, op vliegende mieren. Men ziet deze libel in de stad vaak in een groep jagen boven grasveldjes en langs randen van parkbossen. Deze libel bezoekt ook vaak tuinen met tuinvijvers tot in het stadscentrum.  Het is een trekkende libel.

De Grote Keizerlibel (Anax imperator) vliegt bij allerlei stilstaande wateren en vijvers, vooral op de zandgronden en in de duinen. Na de paring worden de eitjes door het vrouwtje afgezet op waterplanten. In de stad komt deze libel algemeen voor bij allerlei wateren. De mannetjes verdedigen een territorium door continu heen en weer te vliegen boven het water. Men vindt de libel ook bij recent aangelegde bluswatervijvers op industrieterreinen.

De Glassnijder (Brachytron pratense) komt reeds vroeg in het jaar voor bij stilstaande of zwak stromende, heldere wateren, meestal met zomen van Grote Lisdodde, Egelskop-soorten, Riet en biezen, met name aan vijvers, oude rivierarmen, langzaam stromende weidebeken en sloten en in laagveengebieden. Deze libel vertoont een voorkeur voor matig voedselrijke of meso-eutrofe wateren.

De Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella) is te zien bij kleinere, stilstaande plasjes en sloten, vooral op zandgronden. De soort stelt weinig specifieke habitateisen. Daarom is ze vaak te vinden bij eerder eutrofe, stilstaande waterpartijen.

De Variabele Waterjuffer (Coenagrion pulchellum) komt voor bij allerlei stilstaande, grote en meestal vegetatierijke en zwakstromende wateren, veelal in klei- en laagveengebieden. De wateren worden meestal door een dichte vegetatiegordel omgeven. Ook elzen-broekbossen, oligo- en mesotrofe plassen, en heideplassen worden als voortplantingsplaats gebruikt. Deze libel mijdt te zure plassen en vertoont een voorkeur voor plassen met een rijk geschakeerde watervegetatie en met niet te troebel water. De eieren worden gelegd in drijvende bladeren van waterplanten. Deze waterjuffer is de stad te vinden in stadsranden, parken en grotere groengebieden met heldere wateren met veel ondergedoken waterplanten en een gevarieerde en goed ontwikkelde oeverbegroeiing. De soort wordt ook vaak aangetroffen bij kleinere wateren zoals slootjes.

De Vuurlibel (Crocothemis erythraea) is een zuidelijke soort die meer en meer bij ons wordt gesignaleerd. Deze libel komt voor bij allerlei, zelfs brakke, voedselrijke, vaak ondiepe, stilstaande wateren. De soort komt meest voor bij kleine, voedselrijke plasjes en kanaaltjes. Ondiep, vlug opwarmend en eutroof water zorgt voor de nodige microklimaatcondities om als voortplantingsplaats te dienen. Er zijn reeds waarnemingen gekend van deze soort bij stadsvijvers. De soort schijnt zich uit te breiden.

De Watersnuffel (Enallagma cyathigerum) vliegt bij stilstaande wateren. Het is een soort van zure, voedselarme vennen en hoogvenen, maar deze libel duikt ook vaak op aan heldere visloze of visarme plassen in het stedelijk gebied. De soort zal vooral gebonden zijn aan pionierssituaties. De libel verkiest grotere wateroppervlakken. Zowel mannetjes als vrouwtjes worden regelmatig ver van water aangetroffen. De soort verspreidt zich makkelijk in de stad.

De Grote Roodoogjuffer (Erythromma najas) is een vrij algemene libel die voorkomt aan allerlei waterplassen met drijvende of ondergedoken waterplanten. De soort foerageert vaak op Drijvend Fonteinkruid. In de stad komt deze soort redelijk algemeen voor, vooral in stadsranden. Deze libel heeft een voorkeur voor bredere wateren (vaarten, singels) met drijfbladplanten (Gele Plomp, Watergentiaan, Drijvend Fonteinkruid,  Veenwortel) maar is gevoelig voor een hoog chloride-gehalte in het water.

De Kleine Roodoogjuffer (Erythromma viridulum) breidt zijn Zuid- en Midden-Europese leefgebied noordwaarts uit, tengevolge van de warmere zomers. Deze libel komt voor bij vijvers, vennen, sloten, kanalen en rivierarmen, ook in de steden, met een rijke, ondergedoken vegetatie, vooral met Fonteinkruid-soorten, Grof Hoornblad en Aarvederkruid. Deze libel komt vaak voor op drijvende algenpartijen op het water.

Het Lantaarntje (Ischnura elegans) vliegt bij plantenrijke, stilstaande of traagstromende wateren. De soort verdraagt enige vervuiling van het water en komt dus voor op plaatsen die ongeschikt zijn voor andere libellen. Het is een heel algemene waterjuffer, die ook vaak bij tuinvijvers wordt gezien. Enkel zure watermilieus worden gemeden. Het vrouwtje legt de eitjes tussen dichte oevervegetatie. In de stad is het een zeer algemene juffer, die langs allerlei wateren met oeverbegroeiing te vinden is.

De Houtpantserjuffer (Lestes viridis) is een libel die we kunnen aantreffen langs sloten en plassen, maar niet bij brak water. Het vrouwtje zet de eitjes af onder de schors van struiken en bomen waarvan de takken boven het water hangen. Vaak kiezen ze hiervoor wilgen- en elzentakken uit. De eitjes overwinteren. In het voorjaar laten de uitkomende nimfen zich in het water vallen. Deze nimfen voeden zich met kleine kreeftachtigen, zoals watervlooien. Na ongeveer 3 maanden en een flink aantal vervellingen gebeurt de metamorfose tot een nieuwe juffer. In de stad is het een algemene opportunist die op veel locaties te vinden is. De soort stelt weinig eisen aan de waterkwaliteit. Er moeten wel struiken of houtige kruiden langs de oever staan voor de ei-afzet.

De Platbuik (Libellula depressa) is een libel die we meestal bij vegetatie-arme stilstaande wateren kunnen aantreffen, zoals gegraven plassen en leemkuilen. Het is vooral een pionierssoort van tijdelijk droogvallende plassen en pioniersmilieus. Doordat de nimf zich in een periode van 2 jaar ontwikkelt, is het water waarin de libel opgroeide tegen de metamorfose tot libel reeds te sterk begroeid. Daarom zal de uitgekomen libel zich naar een andere nieuw gevormde plas begeven en zich daar voortplanten. Het vrouwtje zet de eitjes af in het water door vlak boven het wateroppervlak te vliegen, vergezeld van het mannetje. Ook in de stad zoekt deze libel recent aangelegde poelen en pas gegraven wateren op. We vinden deze libel soms op en rond nieuw aangelegde poelen en nieuwe stadsparkjes met aangelegde vijvers. De Platbuik komt meer voor in het agrarische en stedelijk gebied dan in natuurgebieden.

De Viervlek (Libellula quadrimaculata) is een algemeen voorkomende libel die voorkomt bij plantenrijke, stilstaande wateren. De onderwatervegetatie mag dicht zijn.  De paring duurt slechts enkele seconden en vindt alleen plaats in de lucht. Direct na de scheiding begint het vrouwtje eitjes af te zetten, ook in de vlucht. De nimfen ontwikkelen zich in het plantenrijke, stilstaande water. In de stad komt deze soort voor in niet te voedselrijke en rijkelijk met waterplanten begroeide wateren. Slootjes aan de stadsranden of pionierssituaties zoals pas gegraven poelen en wateren op braakliggende terreinen hebben de voorkeur.

De Gewone Oeverlibel (Orthetrum cancellatum) is een algemeen voorkomende libel die te zien is bij allerlei stilstaande en zwak stromende, rijk begroeide wateren met een kiezel- of zandbodem. De wateren zijn eerder voedselrijk. Deze libel is vaak te zien op stenen of kale bodems. Het mannetje bewaakt continu het territorium en patrouilleert daarom rusteloos langs de oevers. Nadat de libel is uitgeslopen uit de larvale huid, verwijdert ze zich meestal ver van het water en is dan jagend langs paden of wegen aan te treffen. Vrouwtjes en jonge mannetjes worden vrij ver van het water aangetroffen, zoals op braakliggende terreinen en enigszins beschut gelegen grazige vegetaties.  

De Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula) is een algemeen voorkomende libel. We zien deze libel vooral op zandgronden en in laagveengebieden bij plantenrijke, stilstaande of langzaam stromende wateren. Tijdens het eierleggen blijft het mannetje aan het vrouwtje verankerd. Deze libel is in de stad niet zo algemeen en komt ze enkel plaatselijk talrijk voor, maar breidt zich blijkbaar uit.

De Bloedrode Heidelibel (Sympetrum sanguineum) is een algemeen voorkomende libel die we kunnen aantreffen bij stilstaande wateren, vooral op zandgronden. Deze libel heeft een voorkeur voor plaatsen met een wisselende waterstand. Deze libel komt in de stad bij allerlei wateren voor. Het gaat dan vooral om heldere wateren met een goed ontwikkelde, moerassige oeverbegroeiing.

De Bruinrode Heidelibel (Sympetrum striolatum) komt voor bij allerlei stilstaande wateren. Het is een echte zwerver. In warme zomers breidt deze soort zich uit naar het noorden. In de stad komt deze libel niet zo algemeen voor, en dan vooral op snel opwarmende watertjes met een pioniersvegetatie (Kranswieren, waterpest), ook in regenplassen in grazige vegetaties of wateren in  grotere parken.

De Steenrode Heidelibel (Sympetrum vulgatum) komt voor bij allerlei stilstaande rijk begroeide wateren. Het is een zwervende soort. Het mannetje houdt het vrouwtje vast in “tandem”-positie als zij in de vlucht de eieren afzet op het vlakke wateroppervlak of in de oever. De eieren overwinteren in het water of op het land. In de stad kan men de soort zwervend op braakliggende terreinen aantreffen. Deze libel is niet zo kritisch. In Rotterdam bijvoorbeeld blijkt dit de meest algemene libel te zijn.

Home


- Dossier -

Stadsnatuur


- Deel 2 -

De soortendiversiteit in de stad

- Libellen -

Terug naar de startpagina van dit dossier