NATUURLEXICON


Stierkikker  

Lithobates catesbeianus


De Stierkikker Lithobates catesbeianus, ook Brulkikker of Amerikaanse Stierkikker genoemd, is een forse Noord-Amerikaanse kikkersoort, die zo’n halve kilo kan wegen en tot 20 cm kan meten.  Hij komt sedert de jaren 1990 in Vlaanderen voor en plant zich hier ook voort.

Aanvankelijk werd deze soort ingevoerd voor het kweken omwille van de kikkerbillen, later werden de larven ook verkocht als aquarium- of vijverbewoner.  Mogelijks speelt ook het transport van larven via de invoer van vissen voor de kweek van karperachtigen een rol bij nieuwe introducties in Vlaanderen.

Deze kikker is sterk aan het water gebonden en verkiest vooral stilstaande, vegetatierijke, warme en ondiepe waterpartijen. Hij leeft van zoetwaterkreeftjes, spinnen, krekels, pissebedden, jonge slangen, vogels, kleine knaagdieren, jonge Muskusratten Ondatra zibethicus. Hij eet ook andere amfibieën. Vooral jonge kikkers van andere soorten eet hij ook.  Jonge dieren eten vooral libellen, waterjuffers en wormen.

De dieren worden verkocht in tuincentra, kwaken te hard in de vijvers en worden door de eigenaars gedumpt in de natuur.  Ook lokale overstromingen dragen bij tot de verspreiding.

De larven en de eieren van de Stierkikker vallen bij vissen niet in de smaak en worden dan ook niet gegeten. Zelfs de Bruine Amerikaanse Dwergmeerval Ameiurus nebulosus, die ongewervelden, amfibiën en hun larven, vissen en visbroed eet, negeert de larven van de Stierkikker.

Blauwe Reigers Ardea cinerea zouden de kikkers wel lusten.

Stierkikkerlarven worden 15 tot 17 cm lang.

Deze kikker kan bastions uitbouwen in visrijke wateren die voor andere kikkersoorten geen populaties kunnen herbergen. Wel blijkt het zo dat als zich in een poel waar kikkermannen tegen elkaar opkwaken een nieuwkomer meldt, dan wordt hij door de gevestigde heren als een indringer bejegend en aangevallen. De mannetjes kwaken vooral in juni en juli.

De Stierkikker overwintert vanaf oktober in het water, dikwijls ingegraven in de modder. Vanaf april-mei komt hij weer uit winterslaap.

Naast de directe predatie en competitie voor onder andere habitat en voedsel met inheemse amfibieën, wordt de Stierkikker ook aangeduid als drager van de Chytridschimmel Batrachochytrium dendrobatidis. De Stierkikker zelf blijkt de schimmel goed te verdragen en kan die dus gemakkelijk overdragen van de ene waterpartij naar de andere met besmetting van inheemse amfibieën als gevolg.

Het invasief succes van uitheemse soorten is vaak gerelateerd aan de invasiedruk, de genetische diversiteit, het ontbreken van natuurlijke vijanden en de ecologische kwaliteit van de biotoop. Exoten zijn dikwijls succesvol omdat ze sneller en gemakkelijker ecologische niches invullen, die vaak door verstoring van ecosystemen zijn ontstaan. Ecosystemen met een hoge soortendiversiteit, intacte ecologische processen en een rijke structuur bieden minder mogelijkheden aan invasieve soorten en zijn dus de beste buffer tegen biologische invasies. Wanneer er in een ecosysteem veel soorten aanwezig zijn, wordt de competitie belangrijker en zullen er minder beschikbare hulpbronnen zijn voor nieuwe kolonisatoren.

Zo is een troebele vijver een favoriete biotoop voor de Stierkikker. Er komen veel bodemwoelende vissoorten voor die zorgen voor een vertroebeling van het water. Het water is voedselrijk en er ontstaat gemakkelijk algenbloei. Waterplanten en macro-invertebraten die op jonge dikkopjes van de Stierkikker kunnen jagen, zoals libellenlarven en larven van waterkevers, zijn nagenoeg afwezig. De Stierkikker profiteert dus van een lage predatiedruk en van een permanent hoog voedselaanbod (algen zijn een favoriete kost van de dikkoppen van de Stierkikker).

De Snoek kan in een dergelijke biotoop zorgen voor een nieuw evenwicht. Deze vis heeft een duidelijk bewezen effect op de helderheid en de aanwezigheid van waterplanten in vijvers. Het leeglaten van vijvers heeft als maatregel tegen de Stierkikker slechts een beperkt effect, aangezien dikkoppen en ook een aantal bodemwoelende vissoorten kunnen overleven in het substraat zodat, na het opnieuw vollopen, de vijvers snel geherkoloniseerd worden met de Stierkikker en de bodemwoelende vissoorten.    

Net zoals bij veel bestrijdingsmaatregelen geldt, kunnen we ook hier stellen dat een algemene verbetering van de habitatkwaliteit een duurzamere methode is dan de vaak dure en arbeidsintensieve wegvangsten, afschot van volwassen kikkers en nachtelijke handvangsten.

Home