NATUURLEXICON


Straling


Straling is een vorm van milieuverontreiniging. Radioactief afval wordt nog steeds in grote betonnen tonnen in zee gedumpt om daar verder te vervallen. Helaas vertonen deze tonnen na een tijdje vaak defecten.

Tot pakweg midden de jaren 1980 kon men in de handel bliksemafleiders van één of meerdere radioactieve stralingsbronnen kopen: radium 226, americium 241 of krypton 85. In Vlaanderen staan wellicht nog duizenden van dergelijke toestellen op grote kantoorgebouwen, appartementsblokken, klokkentorens of pylonen. Sinds oktober 1985 is de plaatsing verboden. Bij ongecontroleerde afbraak kunnen ioniserende stoffen verspreid worden in het milieu. Ze komen dan bijvoorbeeld terecht op verlaten sites. Ook de activiteiten van de fosfaatindustrie hebben de radiumconcentraties (Radium-226) op heel wat plaatsen in Vlaanderen verhoogd.

Wanneer straling een hoge frequentie heeft, kan ze moleculen ioniseren en hierdoor biologische cellen vernietigen. Ioniserende stralingen (radionucliden) zijn van nature aanwezig in mens en milieu. Door industriële processen kunnen ze aangemaakt of geconcentreerd worden, waarbij verspreiding via gebruik en lozing mogelijk is. Het gasvormig vervalproduct radon van radioactief radium, verspreidt zich bijvoorbeeld op arbeidsplaatsen en in het woonmilieu.

De meeste atomen zijn stabiel; zonder ingrijpen van buitenaf blijft de structuur van hun kern voor altijd onveranderlijk. Andere hebben een onstabiele kernstructuur. Zulke atomen zijn radio-actief en worden radionucliden genoemd, welke van natuurlijke of kunstmatige oorsprong kunnen zijn. Hun kern transformeert spontaan tot deze een stabiele structuur heeft bereikt en bij elke transformatie wordt er straling uitgezonden, in de vorm van energie of deeltjes.

De meest voorkomende types van straling uitgezonden door een radionuclide, zijn alfa-, bèta- en gammastraling. Hun kenmerken zijn erg verschillend: alfa- en betastraling bestaan uit elektrisch geladen deeltjes, terwijl gammastraling van elektromagnetische aard is, net zoals het licht, maar dan onzichtbaar en meer energierijk. Als de straling van een radionuclide invalt op materie kan deze de elektrische eigenschappen van de atomen waaruit de getroffen materie is opgebouwd beïnvloeden, met de vorming van ionen tot gevolg; daarom spreekt men van ioniserende straling. Beroofd van een elektron zullen deze positief geladen ionen gemakkelijk chemische reacties aangaan, wat in levende cellen kan leiden tot biologische schade en letsels.  

De ernst van de stralingsschade die een levend wezen zal oplopen wanneer dit wordt blootgesteld aan straling afkomstig van een radioactieve bron, is niet enkel afhankelijk van de activiteit van deze bron. Het biologisch effect van ioniserende straling varieert al naargelang het soort straling, haar energie-inhoud, de duur van de blootstelling en het orgaan of lichaamsdeel dat wordt blootgesteld. Alfastraling heeft een veel meer uitgesproken effect dan bètastraling. De effectieve stralingsdosis wordt ook wel uitgedrukt in Sievert (Sv) of (meestal) in millisievert (mSv). De dosislimiet die geldt in Europa is 1 millisievert per jaar, zonder rekening te houden met de natuurlijke stralingsbronnen.

Iedereen in Vlaanderen en Nederland wordt gemiddeld blootgesteld aan een effectieve dosis van 3,6 mSv per jaar. Dit is grotendeels te wijten aan natuurlijke stralingsbronnen, in hoofdzaak radon, een radioactief gas dat spontaan ontsnapt aan de bodem en in zich in het binnenmilieu bevindt.

De bijdrage van kunstmatige stralingsbronnen is hoofdzakelijk afkomstig van de medische toepassingen. Een radiografie van de borstkas komt overeen met een effectieve dosis van ongeveer 0,15 mSv.

De radioactiviteit waaraan de mens en het milieu in normale omstandigheden aan worden blootgesteld is voor het grootste deel van natuurlijke oorsprong: straling door radon (44,4 %), straling door grond en gebouwen (11,2 %), straling vanuit de kosmos (8,3 %) en straling via onze voeding (8,3 %). De voeding wordt door menselijk toedoen niet radioactief “besmet”, maar is dit van nature reeds.

Straling van kunstmatige oorsprong is wel het gevolg van menselijk handelen, waarbij we activiteiten onderscheiden die gepaard gaan met lozingen van radioactieve stoffen in het leefmilieu, zoals bij de uitbating van kerncentrales en activiteiten die normaliter geen uitstoot met zich meebrengen, zoals de medische radiologie, de sterilisatie van chirurgisch materiaal of van bepaalde voedingswaren.

De mogelijkheid van incidenten of van ongevallen waarbij radioactieve stoffen in het milieu worden verspreid kan nooit volledig worden uitgesloten, hoe strikt de regelgeving ook is of wordt nageleefd. De gevolgen van een nucleaire ramp zullen zich ook vrijwel steeds uitstrekken over de landsgrenzen heen, kijken we maar naar de inplantingsplaatsen van kerncentrales. Wanneer kernmateriaal in handen komt van terroristen, dan kan dit catastrofale gevolgen hebben.     

De mensen voorspiegelen dat kernenergie één van de beste energiebronnen is, is een grote leugen. Misschien is het de goedkoopste oplossing, maar het milieu en de natuur is in geen enkel geval gebaat bij kernenergie. Een ongeluk kan leiden tot doden, kankergevallen en misvormde baby’s. Mutaties in de natuur kunnen onder meer leiden tot complete verstoringen van ecosystemen.   

Kernenergie is bovendien ook geen oplossing tegen de koolstofdioxide-uitstoot (klimaatverandering). De kosten van kerncentrales zijn namelijk zo hoog dat de economische groei die nodig is om deze kosten te dekken, nog een grotere uitstoot van broeikasgassen zal teweegbrengen. Bovendien moet men de hele kernenergieketen bekijken. Na tientallen jaren onderzoek werd nog steeds geen (aanvaardbare) oplossing gevonden voor het probleem van hoogradioactief afval, dat maar liefst 200.000 jaar radioactief blijft. Als er een oplossing komt, zal deze waarschijnlijk zo duur zijn, dat de kosten-baten analyse hoogstwaarschijnlijk niet in het voordeel van kernenergie zal uitdraaien, maar veeleer een stimulans zal zijn om echt schone en duurzame technologieën uit te werken. Uraniumwinning is geen schone mijnactiviteit. Door kerncentrales wordt nog steeds veel radioactief materiaal schaamteloos in zee geloosd of gedumpt. Daarnaast zijn er veel afvalstromen, die tijdelijk opgeslagen worden. Nu en dan komt een schandaal over de toestand van de opslag van radioactief afval in het nieuws. Uranium is geen duurzame grondstof, in tegenstelling tot zonne- en windenergie.

Plutonium komt op zichzelf in de natuur niet voor. Het ontstaat enkel bij het splijten van uraniumkernen in een kernreactor of bij een atoomexplosie. Door rechtstreekse ventilatie komt er bij ondergrondse kernproeven plutonium in de atmosfeer terecht. Door de immense hitte-ontplooiing en massale explosiekracht van een ondergrondse kernontploffing treden breuken op in de bodem.

Plutonium is een sterk verrijkte vorm van uranium. Zelfs in niet-explosieve vorm is het één van de giftigste en meest kankerverwekkende stoffen op aarde. Inademing van amper enkele milligram plutonium veroorzaakt longkanker. Volgens experts kan een halve kilogram plutonium, verspreid in de lucht, duizenden mensen doden. En in tegenstelling tot andere uranium-derivaten, kan plutonium dienen voor de aanmaak van atoombommen. Tien kilogram zijn genoeg om een kernwapen te laden. Japan bevoorraadt de meeste van zijn kerncentrales met uranium dat het koopt in de Verenigde Staten. Na gebruik kan dat uranium worden opgewerkt tot plutonium, dat op zijn beurt bruikbaar is in kweekreactoren. Bij gebrek aan een eigen opwerkingsfabriek, stuurt Japan zijn gebruikt uranium naar Frankrijk of Groot-Brittannië. Volgens schattingen zou vanaf 1990 elk jaar minstens 5 ton gerecycleerd plutonium van Europa naar Japan worden verscheept. Tegen 2030 zou er zo’n 200 ton plutonium de aarde zijn rondgereisd. Met de aanslagen van 11/09  nog in herinnering kan men de gevolgen indenken van een terroristische aanslag op een plutonium-transport... Nogmaals is het duidelijk dat we spelen met het welzijn van de generaties na ons.   

De radioactieve neerslag veroorzaakt door de ramp van Tsjernobyl op 26 april 1986 veroorzaakte in de ruime omgeving van de kerncentrale een epidemie van schildklierkanker onder kinderen.

De economische schade -kosten van medische zorg, ontsmetting, compensatieregelingen en verlies van productiviteit- loopt inmiddels in de honderden miljarden.  

De radioactieve wolk dreef vanuit Rusland over Scandinavië, Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens dreef hij in zuidelijke richting nadat de wind van richting was veranderd en strekte zich dan uit boven een groot deel van de rest van Europa. Na de ramp werden in Nederland overschrijdingen van de vastgestelde normen voor radioactieve stoffen vastgesteld in groenten (spinazie) (Jodium-131) en zwammen (Cesium-137).

In Vlaanderen bijvoorbeeld werd een significante piek van Cesium-134 en Cesium-137 gemeten.

Cesium-137 blijft minstens 300 jaar gevaarlijk. De stof kan zich in alle organen van het lichaam opstapelen, maar heeft een specifieke voorkeur voor de spieren, de lever en de milt. Coniferen en breedbladige planten in de omgeving van Tsjernobyl (Oekraïne) namen de straling op. Via dood hout, dode bladeren en naalden komt de vervuiling vervolgens in de grond terecht.  Cesium bindt zich bovendien snel aan onder andere kleimineralen in rivierslib en kan op die manier in de voedselketens terechtkomen.

Onderzoek in het gebied van Tsjernobyl (ontploffing kerncentrale) toonde aan dat radioactieve straling nog jaren na de ramp zorgt voor kleinere legsels bij vogels. Er komen bovendien minder jongen uit de eieren en de vogels leven minder lang.

De concentratie in vis in de nabijgelegen meren zullen nog tot 2026 te hoge concentraties radioactieve stoffen bevatten.

Een zeer ernstig gevolg van de Tsjernobyl-ramp is het optreden bij duizenden mensen daar van schildklierkanker.  

Dat een Tsjernobyl-ramp in de eenentwintigste eeuw niet meer mogelijk is, zoals sommige lobbygroepen beweerden, bleek bovendien manifest onjuist.

Bij de ramp in Fukushima (door een aardbeving en een tsunami kwam straling vrij van een kerncentrale) in april 2011 werden alle inwoners binnen een straal van 30 km rond de centrale geëvacueerd. De straling in en rond de fabriek was zo hoog dat slechts een kleine 2 maanden na de ramp voor het eerst weer toegang mogelijk was tot de reactorruimtes.  

Een team Japanse onderzoekers toonden in 2012 ondubbelzinnig aan dat vlinderlarven die ten tijde van de kernramp van Fukushima radioactiviteit over zich heen kregen, kleinere vleugels en misvormde ogen ontwikkelden. De nakomelingen hadden ook nog eens misvormde antennes. Deze vlinders kunnen in elk geval minder goed vliegen, zullen minder lang leven en zadelen de nakomelingen op met beschadigde genen. Dit proces verloopt snel, want vlinders kennen meerdere generaties per jaar. De schade op langere termijn zal mogelijks nog groter zijn dan die op het moment zelf van de ramp.   

Wat kernenergie betreft is het zeer onverstandig en gevaarlijk om een technologie te stimuleren die de mens niet volledig beheerst. Men investeert beter stevig in echt hernieuwbare energiebronnen zoals wind-of zonne-energie. Investeren in kernenergie staat de ontwikkeling van duurzame bronnen in de weg.

In vergelijking met stroomopwekking in bijvoorbeeld gascentrales is de CO²-uitstoot bij de productie van nucleaire stroom weliswaar lager, maar men moet alle factoren in rekening brengen. Bij de bouw en ontmanteling van kerncentrales, het vervoer en de berging van kernafval en bij de winning van uraniumerts komen veel broeikasgassen vrij. De voorraden uraniumerts zijn bovendien ook niet onuitputtelijk. Ook het probleem van het kernafval baart grote zorgen. Hoogradioactief kernafval heeft een levensduur van maximaal 240.000 jaar. Zowel de ondergrondse als de bovengrondse berging van het afval houden enorme risico’s in.

Radionucliden kunnen vanuit de atmosfeer via natte afzetting (regen, irrigatie) uitlogen in de bodem of via droge afzetting neerslaan op de bodem. Deze radionucliden worden door de bodem opgenomen en vervolgens opgenomen via de wortels van planten. Ze komen in dieren en mensen terecht zowel via plantaardige als dierlijke voeding. Na excretie komen ze opnieuw in het milieu terecht.

Ioniserende straling kan de cellen van levende wezens aantasten. Het effect van deze aantasting is afhankelijk van het type straling, de bestralingsaard en de individuele gevoeligheid. Gespecialiseerde cellen zijn weinig gevoelig. Stamcellen of kiemcellen in het bloed zijn zeer gevoelig. Opname van radionucliden zorgt voor een interne contaminatie van het lichaam. Een acute blootstelling van het ganse lichaam aan een hoge dosis kan leiden tot onmiddellijk effecten zoals desoriëntatie, bloedingen, diarree, bloedanemie en blootstellingsstoornissen. Op lange termijn is er een sterk verhoogde kans op kankers. Door de celbeschadiging (DNA) kunnen er genetische afwijkingen ontstaan. Een herhaalde, chronische blootstelling kan leiden tot degeneratieve aandoeningen, chronische dermitis, cataract en orgaanaantasting en verhoogd kankerrisico. Bij de mens zijn kinderen en zwangere vrouwen extra-gevoelig voor radioactiviteit.  

Het zogenaamde laagradioactief afval is voor 96 % afkomstig van kerncentrales. Het gaat dan bijvoorbeeld om werktuigen die in aanraking gekomen zijn met nucleaire stoffen. Slechts de overige 4 % komt uit andere sectoren zoals industrie, landbouw en geneeskunde; Het nucleair afval uit ziekenhuizen bevat jodium dat een banalisatieperiode heeft van amper 30 dagen en dus niet zo gevaarlijk is.

Uit een Nederlands onderzoek (2011) is gebleken dat elektromagnetische velden, veroorzaakt door zendinstallaties voor mobiele telefonie en draadloos internet schadelijk zijn voor onze bomen. Deze straling leidt tot gezwelachtige bastbobbels, bloedingen en scheuren in de bast. Bomen in dicht beboste gebieden blijken minder last te hebben van deze straling.

In een onderzoek aan de Wageningse Universiteit (2011) werden Gewone Essen Fraxinus excelsior en Maïs Zea mays blootgesteld aan de straling van draadloos internet. De bladeren kregen een loodglansachtige kleur, gevolgd door verdroging, bladsterfte en achterblijvende groei.

Home