NATUURLEXICON


Tremex fuscicornis


Het vrouwtje van de wesp Tremex fuscicornis legt met de legboor eitjes in zieke, maar nog levende stammen van Berk-soorten Betula species, waarin de larven zich verder zullen ontwikkelen. Deze wesp komt vooral voor in heidegebieden.

De houtwesp injecteert samen met de eieren een slijmerige vloeistof met kleine stukjes mycelium van een zwam. Deze stukjes dienen in eerste instantie als voedsel voor de jonge larven. Ze helpen ook mee om het hout (verder) te verteren. Het mycelium valt na enige tijd opnieuw uiteen in kleine stukjes, die door oudere vrouwelijke larven in de huidplooien worden verzameld.

Voordat de larve verpopt, wordt in de huidplooien een vloeistof afgescheiden die verhardt tot wasachtige plaatjes waarin de myceliumstukjes zijn ingebed. Deze plaatjes komen vrij als de larve tot pop vervelt.

Bij de verpopping komen er door bewegingen van de legboor plaatjes met mycelium op de legboor terecht. Bij de latere eileg komt het mycelium opnieuw in het hout terecht.

De betreffende zwam is het Doolhofelfenbankje Cerrena unicolor.

De larve kan zich zonder de zwam niet ontwikkelen. We kunnen hier dus spreken van een symbiose tussen schimmel en houtwesplarve.

Het is deze zwam die er voor zorgt dat de grote parasitaire sluipwesp Megarhyssa vagatoria de larven van de houtwesp ontdekt. De vluchtige stoffen van de zwam worden waargenomen door de sluipwesp die hierdoor de locatie van de larve precies kan vaststellen. De sluipwesp boort met de legboor doorheen de berken stammen een eitje in de larve van deze houtwesp.

Home