NATUURLEXICON


Veenhooibeestje

Coenonympha tullia


Het Veenhooibeestje Coenonympha tullia is een uit Vlaanderen verdwenen (regionaal uitgestorven- RL 2011) soort van vochtige heidegebieden. In Nederland komt deze soort nog slechts op een drietal plaatsen voor.

Deze vlinder, die tot de aurelia’s behoort, is zeer honkvast. Hij vliegt in één generatie per jaar van eind mei tot begin augustus.

Als waardplanten blijken Eenarig Wollegras Eriophorum vaginatum en Veenpluis Eriophorum angustifolium zeer belangrijk te zijn. Het Eenarig Wollegras staat best in wat oudere pollen.

Ook het Pijpenstrootje Molinia caerulea, dat in de door verzuring vergraste heide meer algemeen voorkomt, wordt soms als waardplant uitgekozen. De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de waardplanten. De rupsen overwinteren als ze bijna volgroeid zijn en beginnen in het voorjaar opnieuw te eten. De verpopping gebeurt op de waardplant, maar dit kan ook op een andere plant zijn. Als nectarplant kiest de vlinder voor de Gewone Dophei Erica tetralix.

Het Veenhooibeestje vliegt traag en is meer zittend dan vliegend aan te treffen;

Hoogveenvlinders leven vooral aan de randen van het hoogveen, omdat het hoogveen zelf niet zo veel bloeiende planten telt als de omringende hooilanden. Deze vlinder legt hooguit een honderdtal meter af naar een braamstruweel om daarna snel terug te keren naar het hoogveen. Versnippering is moordend voor deze soort. Ook de aantasting van de leefgebieden (hoogveen) en verdroging door ontwatering werken de achteruitgang van de soort in de hand. Maatregelen tegen de verdroging moeten worden uitgevoerd, maar de rupsen zelf van deze vlinder mogen daarbij niet ten ondergaan bij de vernattingsprojecten. Ook de randvegetaties mogen niet onder water worden gezet en de grens tussen nat en droog mag niet te scherp zijn.

Home