NATUURLEXICON

Home


Veteraanboom


Een veteraanboom is een boom die in de laatste fase van zijn leven is gekomen, de zogenaamde aftakelingsfase. Door zijn hoge leeftijd heeft hij echter een unieke vorm en structuur aangenomen.

Hij heeft een dikke, vaak kromgegroeide stam. De kroon is gespleten of compleet uitgebroken, vaak met als gevolg dat de stam barsten en spleten vertoont.  

Deze boom wordt geheel of gedeeltelijk hol en ondergaat een natuurlijke kroonreductie. Bij deze boom zijn er minder voedingsstoffen vereist voor het onderhoud en de groei van de kroon. Voedingsstoffen die aanwezig zijn in het rottend kernhout komen terug in de omgeving terecht.

Een veteraanboom wordt gekenmerkt door een opvallend grote stamomtrek, duidelijke holtes in de romp, een langdurige aanwezigheid van water op de boomstructuur (holtes gevuld met water), het ontbreken van schorsdelen, grote hoeveelheden dood hout in de kruin en de aanwezigheid van zwammen, planten en veel onderling afhankelijke diersoorten. De boom kan als een biotoop op zich beschouwd worden.  

Een veteraanboom vormt een biotoop voor organismen van veel uiteenlopende soortgroepen, maar die vaak onderling een sterke band hebben met elkaar.

Op de stam groeien vaak bijzondere zwammen, mossen en korstmossen. In het rottend hout en op de kroon kunnen hele vegetaties ontstaan met varens, kruiden, grassen en zelfs heesters en jonge boompjes.

Deze vormen dan weer een aantrekkingspool voor tal van insecten.

Veel kleine zoogdieren, vleermuizen en vogels (vooral holenbroeders) vinden nestgelegenheid in de holtes en spleten van de boom. In Vlaanderen en Nederland vormen oude knotwilgen en knotelzen zowat de enige (natuurlijke) nestgelegenheid voor de Steenuil Athene noctua. Maar ook andere vogels (Torenvalk, Ransuil, Bosuil) kiezen deze bomen vaak uit voor hun nestplaats.

Deze boom is op zich al heel oud en heeft reeds heel wat invloeden doorstaan, maar voor het behoud is het vaak noodzakelijk om de boom te knotten, om te vermijden dat de zijtakken door hun gewicht de boom doen openscheuren.

Na de jeugdfase van een boom wordt hij dikker tot hij volgroeid is. In de bosbouw betekent dit meestal het einde van de boom (kaprijp). Maar als deze boom blijft staan, komt de aftakeling slechts langzaam op gang. De boom verzwakt en wordt aangetast door schimmels, rot en parasieten. De jaarringen worden dunner. De boom verliest de kracht om water naar de top van de kroon te pompen en reageert door de kroon lager te houden. De afstervende top scheurt uit de boom en alle energie gaat naar de zijtakken. Op die manier heeft de boom weer wat reserves. Hij heeft terug voldoende water en is minder vatbaar voor windworp.

Onmiddellijk onder de schors zorgt het spinthout voor de voeding van de boom. Hier passeren de sappen en voedingsstoffen. Het kernhout dat eronder steekt is dood hout. Zwammen en schimmels breken dit dood hout af. De ontstane afbraakproducten komen in de bodem terecht in een dusdanige vorm dat ze opnieuw door de boom kunnen opgenomen worden (recyclage).

Het rot hout is voor veel micro-organismen en ongewervelden een leefgebied op zich. Deze soorten vormen op hun beurt voedsel voor tal van dieren als vogels (spechten) en zoogdieren (vleermuizen). De holtes en spleten vormen een extra schuilplaats. De verschillende boomsoorten, de verschillende soorten houtrot en de verschillende afbraakfases trekken alle specifieke soorten aan. In één boom ontstaan er ook tal van zogenaamde microbiotopen zoals natte en vochtige delen en klare en donkere plaatsen.

Bruinrot is een belangrijke voedselbron voor tal van zwammen, zoals de Biefstukzwam Fistulina hepatica.

Bepaalde korstmossen komen enkel op dergelijke oude, knoestige bomen voor.  

Een veteraanboom is ecologisch veel interessanter dan een jonge boom van dezelfde soort. Het behoud en beheer van deze oude monumenten is dus minstens even belangrijk als de aanplant van nieuwe bomen.