NATUURLEXICON


Vliegend Hert

Lucanus cervus


Het Vliegend Hert Lucanus cervus is een zeer zeldzame kever in Vlaanderen en Nederland. De mannetjes worden tot 75 mm groot en hebben twee opvallende geweivormig uitgegroeide kaken.

De kaken worden gebruikt om rivalen te bekampen, maar zijn ook dienstig bij de paring. De kaken worden ook gebruikt om predatoren zoals spechten, kraaiachtigen, uilen en katten af te houden.  

De vrouwtjes hebben geen gewei en worden tot 40 mm groot. Het is de grootste kever van Europa. De soort komt voor in oude, open bossen, oude hoogstamboomgaarden, steile, beboste taluds, houtkanten, oude parken, lanen met oude bomen, bosranden en holle wegen, meestal -maar dus niet steeds- in vegetaties gedomineerd door inlandse Eik-soorten Quercus species.

Deze kever is een slechte vlieger. Het lichaam hangt tijdens de vlucht bijna verticaal, terwijl de vleugels een snorrend geluid maken. De vrouwtjes kunnen slechts tot 1 km ver vliegen; de mannetjes tot 3 km.

Het vrouwtje bijt in een boomstob tot er een sapstroom ontstaat. Ze lokken de mannetjes met sekslokstoffen.

De mannetjes voeden zich met de boomsappen. Soms komen ze ook af op limonadevlekken op terrastafels in een bosrijke omgeving. Ze houden rivaliserende mannetjes af door gevechten met hun enorme kaken.

De mannetjes leven slechts enkele weken terwijl de vrouwtjes enkele maanden kunnen overleven.  

Na de paring legt het vrouwtje eitjes in oude eikenstronken en wortelstokken, soms ook bij de wortels van beuken, wilgen of linden.  De eitjes worden soms tot 75 cm diep in de grond gelegd.   

Ook de larven zijn voorzien van sterke kaken; ze voeden zich met hout van  vermolmde eiken of in oude fruitbomen. De ontwikkeling duurt 5 tot 8 jaar. De volgroeide larve kan wel 10 cm lang worden. De larve maakt een wieg en verpopt daarin. In de herfst komt de kever uit, maar overwintert in de wieg en verpopt zich daarin. In juni-juli komt de kever naar buiten.

Het vrouwtje sterft na het leggen van de eieren.

Deze kever is pas na 5 tot 8 jaar volgroeid. De boomstronk waarin de larve leeft, moet enerzijds reeds voldoende vermolmd zijn en anderzijds nog lang genoeg meegaan. Na de 5 tot 8 jaar verplaatst de larve zich naar de grond waar ze zich in een cocon van houtknaagsel verpopt. In de volgende zomer kruipt de kever uit.

De kaken van het mannetje zijn ongeschikt om er voedsel mee te kauwen. Daarom likt het sappen uit de bast van zieke of beschadigde bomen. Het Vliegend Hert deelt zijn leefgebied met de Heldenboktor Cerambyx cerdo waarvan de larven brede gangen knagen onder de levende bast van bomen en daardoor meehelpen aan een geschikte biotoop voor het Vliegend Hert.  Beide kevers kiezen bomen uit die reeds door één of andere oorzaak zijn verzwakt.

Dood hout is dus voor het Vliegend Hert van levensbelang.

Deze kever is een slechte vlieger. De kever wordt ’s avonds vaak aangetroffen door straat- en tuinverlichting.

Oude bossen met zwaar staand dood eikenhout (soms ook Tamme Kastanje Castanea sativa, Haagbeuk Carpinus betulus, Beuk Fagus sylvatica, Linde-soorten Tilia species en fruitbomen), dat op een natuurlijke manier is afgestorven,  zijn zeer geschikte leefgebieden voor deze soort.

Stompen van omgezaagde bomen zijn ongeschikt omdat hier de nodige witrotschimmels ontbreken. Deze schimmels hebben namelijk het hout reeds “voorverteerd”. Enkel op die manier kunnen de larven de suikers uit het hout goed opnemen. Oude hakhoutstoven blijken wel geschikt. Het hout moet dan wel voldoende vermolmd en vochtig zijn en in direct contact komen met de grond. Hout dat is aangetast door bruinrotschimmels (die naast de houtvezels ook de koolhydraten afbreken) is dan weer niet meer geschikt voor de larven.   

Vliegende Herten warmen zich soms op op asfalt en worden zo vaak verkeersslachtoffer. Tijdens de vliegperiode (mei tot eind juli) zouden de leefgebieden van deze kevers beter moeten worden afgeschermd. De natuurlijke vijanden van deze kever zijn roofdieren en vogels. Alleen de predatie door Eksters Pica pica blijkt een probleem te vormen in de residentiële wijken nabij steden.

Een andere bedreiging vormt het wegvangen door verzamelaars. Er worden niet zoveel kevers weggevangen, maar de huidige populaties zijn zo klein en zo versnipperd dat het wegvangen een populatie kan doen verdwijnen. Eventuele vindplaatsen worden beter niet gedetailleerd weergegeven of verspreid.

Het Vliegend Hert is een weinig mobiele soort. Dit betekent dat de kolonisatiekansen van een hersteld leefgebied slechts kans op slagen heeft als dit nieuwe leefgebied zich vlakbij het eerste bevindt.

De vrouwtjes zetten het liefst de eitjes af op de plek waar ze zijn zelf zijn opgegroeid. Dat werkt inteelt in de hand en maakt deze kever weinig flexibel voor verstoringen.

Voor deze soort is het van belang dat er meer dood en wegkwijnend eikenhout beschikbaar is. Er zijn netwerken nodig van ongestoorde bossen met veel verschillende Eik-soorten, qua leeftijd en vitaliteit. Ook open plekken zijn belangrijk, omdat het dier warmte nodig heeft om goed te ontwikkelen. Corridors van geschikte bomen kunnen verschillende leefgebieden met elkaar verbinden, zodat er meer genetische uitwisseling kan optreden tussen deelpopulaties.

Home