NATUURLEXICON


Wapendrager

Phalera bucephala


De Wapendrager Phalera bucephala behoort tot de tandvlinders.

Hij meet tot 32 mm, heeft een vleugelspanning tot 55 mm en vliegt van mei tot augustus. Deze nachtactieve soort heeft tamelijk smalle grijze voorvleugels met zilverkleurige schubben en een geelbruine vlek aan de toppen. De kop is lichtbruin.

Hij komt voor in allerlei soorten biotopen met bomen en struiken, zoals bossen, parken en tuinen.

De kleurpatronen van kop en vleugeltoppen zorgen ervoor dat de vlinder in rust perfect gecamoufleerd is.

In rust houdt de vlinder de kop diep naar onderen en vouwt hij de vleugels dicht tegen het lichaam. Op die manier lijkt hij op een dood takje.

De eitjes zijn wit met een zwart puntje. Ze worden in groepjes aan de onderkant van de bladeren van de waardplanten gelegd. De waardplanten van de rupsen zijn Boswilg Salix caprea, Ruwe Berk Betula pendula, Zomereik Quercus robur, Winterlinde Tilia cordata, Beuk Fagus sylvatica, Hazelaar Corylus avellana en Ratelpopulier Populus tremula.

De rupsen zijn geel met op de flanken zwarte lengtestrepen, die bij de segmenten onderbroken zijn. Ze hebben een zwarte kop en worden tot 6 cm lang. Aanvankelijk blijven de rupsen samen om van hetzelfde blad te eten.

Later verspreiden ze zich over de hele waardplant. De volgroeide rupsen worden vaak gezien als ze over de grond kruipen op zoek naar een plaats om zich te verpoppen. De verpopping gebeurt in een holte in de grond, waar de pop zonder cocon overwintert.

Er is één generatie per jaar.

Home