NATUURLEXICON


Waterlopen


Waterlopen zijn oppervlaktewateren met ten minste een deel van het jaar stroming in het water: beken, rivieren, kanalen en sloten. De stroming ontstaat onder invloed van de zwaartekracht.

Beken en rivieren zijn doorgaans natuurlijk ontstaan, kanalen en sloten vaak kunstmatig.  

Waterlopen vormen de natuurlijke aders van ons landschap.

Zowel het watermilieu zelf als de oevers en de aanliggende terreinen kunnen drager van belangrijke natuurwaarden zijn. Bovendien vervullen waterlopen een belangrijke verbindende functie voor heel wat soorten. De kwaliteit van waterlopen is onder te verdelen in de waterkwaliteit en de structuurkwaliteit.

Met de structuurkwaliteit wordt de aanwezigheid van bepaalde structuurkenmerken bedoeld, zoals meanders, holle en bolle oevers en het zogenaamde stroomkuilenpatroon (de afwisseling van diepe en ondiepe plaatsen).

Holle oevers en diepere plaatsen op de bodem fungeren onder meer als schuilplaats voor vissen tegen predatie en sterke stromingen.

Het voorkomen van holle oevers wordt bepaald door de vrijheid van de waterloop (geen rechttrekking en geen verstevigingen) en de aanwezigheid van bomen of struiken op de oever. De wortels houden immers de bovenste lagen vast terwijl de onderliggende lagen worden uitgeschuurd. Een matige meandering blijkt voldoende te zijn voor de ontwikkeling van holle oevers indien er bomen op de oever aanwezig zijn. Bij afwezigheid van houtige oeverbegroeiing is er wel een sterke erosie van de buitenbochten, hetgeen leidt tot verticale wanden, maar holle oevers zullen in die omstandigheden zelden ontstaan.

Ook de aanwezigheid van omgevallen bomen in beken verhoogt de structuurkwaliteit in aanzienlijke mate. Allerlei in het water levende dieren zijn afhankelijk van de structuurkwaliteit, met name voor de voortplanting. Zowel de water- als de structuurkwaliteit van onze waterlopen werden vanaf het einde van de negentiende maar vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw sterk aangetast. Nu lijkt zich stilaan een ommekeer te voltrekken.

De belangrijke (potentiële) natuurwaarden van waterlopen zou ertoe moeten leiden dat alle beekoevers een beschermd statuut verkrijgen, minstens een tiental meter vanaf elke oever.

Hier zouden zich lintvormige bossen kunnen ontwikkelen of zou hooilandbeheer kunnen gebeuren.

Dergelijke stroken dienen ook als bufferzone tegen de inspoeling van meststoffen uit de omliggende landbouwgronden.

De grootste bedreigingen voor onze waterlopen worden nog steeds gevormd door waterverontreiniging, rechttrekkingen, het verstevigen van de bodem- en oeverzones, opstuwing, insluizing, inpoldering, bemaling, kanalisatie, drooglegging, onoordeelkundige ruimingen en overwelvingen. Ook de achteruitgang van de natuurlijke kwaliteiten van de aanpalende valleigebieden en vooral de brongebieden zijn belangrijke gegevens.

Traditioneel verstevigt men oevers tegen afkalven en instorten met harde materialen zoals beton. Sedert enkele jaren pas men meer natuurvriendelijke manieren van oeverversteviging toe.

Na het afgraven van oevers, wordt de losse aarde verstevigd met kokosmatten. Die verweren na een tijd, maar intussen krijgen planten de kans om te groeien. De wortels van de planten vormen een natuurlijke versteviging.

Oevers van buitenbochten hebben wel meestal extra bescherming nodig. Daar schuurt het water de oevers weg. Gevlochten matten van vers wilgenhout bieden dan de noodzakelijke bescherming. Het wilgenhout begint te kiemen en zo groeien er nieuwe bomen. In combinatie met Elzen vormen ze een ideale broedplaats voor bijvoorbeeld Wilde Eend en Waterhoen.  

Home