NATUURLEXICON


Wilde Appel

Malus sylvestris


De Wilde Appel Malus sylvestris is een boom of struik. We vinden hem in oude boomgaarden, ooibossen, lichte loofbossen en hagen op een vrij vochtige en voedselrijke bodem. Anders dan bij de Appel Malus domesticus die wordt gekweekt heeft de Wilde Appel doornen. Hij bloeit in april en mei met wit-roze bloemen. De bladeren zijn eivormig.

De takken, bladeren, bloemsteeltjes, bloembodem en buitenzijde van de kelkbladeren zijn kaal of vrijwel kaal. De vruchten zijn maximum 3 cm breed.   

De cultuurvariëteiten worden geënt op de onderstam van Wilde Appel. De Wilde Appel levert kleine, bittere en harde appeltjes met pitvruchtjes. De pitvruchten van weggegooide klokhuizen van appels kunnen exemplaren van Wilde Appel opleveren, inclusief de doornvorming.   

Deze soort wordt bedreigd door een minder aangepast bosbeheer en de hybrydisatie van cultuurappels. De oorspronkelijk inheemse planten zijn door DNA-onderzoek van verwilderde en cultuurvormen te onderscheiden.

In Vlaanderen bijvoorbeeld kwamen er naar schatting in 2009 nog zo’n 200 exemplaren in de natuur voor.

Het is één van de waardbomen van de vlinders Grote Wintervlinder Erannis defoliaria,  Nonvlinder Lymantria monacha, Kleine Wintervlinder Operophtera brumata, Krakeling Diloba caeruleocephala, Meriansborstel Calliteara pudibunda en Pauwoogpijlstaart Smerinthus ocellatus.

De vruchten worden gegeten door verschillende dieren.

De Wilde Appel wordt door insecten bestoven. Hij heeft vrij veel licht nodig om te kunnen bloeien, vruchten te vormen en zich voort te planten.  Daarom is het belangrijk om beschaduwde Wilde Appels vrij te stellen. Vroeger werd er meer hakhoutbeheer toegepast in bossen zodat het bos ook lichter werd en de Wilde Appel werd begunstigd. Een vrijgestelde Wilde Appel kan uitgroeien tot een boom van meer dan 20 m hoog.

Home