NATUURLEXICON


Wormen


De term “wormen” is een verzamelterm voor verschillende soorten wormen.

Platwormen (Platyhelminthes) zijn afgeplatte, ongesegmenteerde wormen. Er zijn drie groepen te onderscheiden: de trilhaarwormen, de zuigwormen en de lintwormen. Trilhaarwormen vormen de primitiefste klasse van de platwormen. Het zijn kleine vrijlevende dieren met een afgeplat lichaam, die voorkomen in de zee en in zoet water, soms ook in plassen.

In Vlaamse plantentuinen werden de laatste jaren reeds verschillende exotische landplatwormen gevonden, zoals de Australische Tweestreep Kontikia ventrolineata, Dolichoplana signata, Dolichoplana striata, Caenoplana coerulea en de Hamerhoofdlandplatworm Bipalium kewense. Verschillende van deze soorten zijn goed in staat om periodes van droogte of koude te overleven door zich in de bodem terug te trekken. Exotische landplatwormen voeden zich met slakken, wormen, pissebedden en andere bodemorganismen. Ze hebben zelf weinig natuurlijke vijanden omdat hun slijm onsmakelijke stoffen bevat. Slechts enkele roofslakken en enkele andere platwormsoorten die zich specialiseerden in het eten van hun verwanten eten de landplatwormen.   

Zuigwormen zijn uitsluitend parasitair levende platwormen, die slechts enkele millimeter groot worden. Zij leven op of in het lichaam van gewervelde dieren.

Lintwormen leven ook enkel als darmparasieten van gewervelden.

De platwormen hebben een spijsverteringskanaal met een mondopening maar geen anus. Er zijn verschillende organen waaronder ogen en tastorganen.

Nematoden (rondwormen of Nematoda) zijn een grote groep van zeer algemeen voorkomende wormen. Er zijn meer dan 25.000 beschreven soorten. Veel nematoden leven in de bodem van dode organische stof. Andere soorten leven als parasiet en veroorzaken plantenziekten of zorgen bij zoogdieren voor verschillende aandoeningen.

Ook de draadwormen of aaltjes behoren tot de nematoden. Ze komen talrijk voor in de bodem. Ze kunnen zich ook tijdelijk tegen uitdroging beschermen, maar het zijn waterdiertjes. Ze komen voor in bodemporiën die gevuld zijn met water. Ze voeden zich met bacteriën, algen en ééncelligen. Sommige soorten jagen op andere aaltjes. Ze komen het meest voor in bodems met veel vers dood organisch materiaal. Ze hebben een gunstige invloed op bodembacteriën. Ze worden gegeten door springstaarten en mijten. Naar het voorkomen op verschillende plantendelen onderscheiden we bladaaltjes (Aphelenchoides), stengelaaltjes (Ditylenchus), wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne), cystenaaltjes (Heteroda) en vrijlevende wortelaaltjes (Pratylenchus).

We onderscheiden verder nog de raderdiertjes (Rotatoria), de paardenhaarwormen (Nematomorpha), de haakwormen (Platyzoa), de priopuliden (Priopulida) en de ringwormen (Anelida). Bij de ringwormen worden de mariene borstelwormen (Polychaeta), de sterwormen (Echinoroidea), de spuitwormen (Sipunculoidea), de bloedzuigers (Hirundinea) en de regenwormen (Oligochaeta) onderscheiden.

Bloedzuigers zijn borstelloze, afgeplatte wormen uit de klasse van de ringwormen, die zowel aan mond- als aan anuszijde een zuignap hebben.

De bloedzuigers die in Vlaanderen en Nederland voorkomen, leven in zoet of zout water.

Bloedzuigers parasiteren op zoogdieren, vogels, vissen en kikkers of eten slakken en ongewervelden.  De bloedzuigende soorten hebben speekselklieren die een stof afscheiden die de stolling van het bloed vermindert. Een bekende vertegenwoordiger is de Medicinale Bloedzuiger Hirudo medicinalis.

De regenwormsoorten zijn van uitzonderlijk belang voor de bodemstructuur en de vruchtbaarheid.

De Regenworm Lumbricus terrestris is een zeer nuttige worm die gangen graaft in de bodem en hierdoor zorgt voor een doorluchting van de bodem. Hij trekt plantaardig materiaal in de gangen, zet dit om en brengt mineralen naar de oppervlakte.

De uitwerpselen van deze diertjes zijn aangerijkt met leem, klei, calcium, kalium en fosfor.

Regenwormen worden gegeten door verschillende soorten (loopkevers, duizendpoten, reptielen, meeuwen, lijsters, Roeken, weidevogels, Mollen, Dassen, Egels en spitsmuizen).

Menselijke verstoringen zoals de inbreng van milieugevaarlijke stoffen, verdichting en verzuring zijn zeer nefast voor Regenwormen, zodat de invloed van deze verstoringen op de bodem snel zichtbaar wordt.

Bij kopergehalten van 200 tot 300 mg per kilo grond zijn deze dieren ten dode opgeschreven. Bij kleinere hoeveelheden planten Regenwormen zich minder snel voort.

Regenwormen verzetten een enorme hoeveelheid materiaal en zijn dan ook zeer gevoelig voor milieugevaarlijke stoffen. Een aantal chemische bestrijdingsmiddelen zijn rechtstreeks dodelijk voor Regenwormen.

Home