NATUURLEXICON



BLADLUIZEN EN SCHILDLUIZEN


Bladluizen hebben een groot deel van het jaar geen vleugels. Na de paring zetten de vrouwtjes hun eitjes af in spleten van boomschors, takken en groeipunten van planten en bomen. In de lente komen de eerste levendbarende vrouwtjes uit het ei. De vrouwtjes bevallen van de eerste bladluizen zonder bevruchting. Dit zijn allemaal nieuwe vrouwtjes die ook levendbarend zijn. Vooral in de herfst verschijnen er gevleugelde mannetjes en vrouwtjes. Er kunnen in alle seizoenen gevleugelde exemplaren voorkomen als de populatie in slechte omstandigheden terecht komt.

Veel bladluissoorten kunnen ziekten of virussen overbrengen op planten. Er zijn bladluizen die gebonden zijn aan een waardplant, maar ook andere die niet kieskeurig zijn en zich voeden met verschillende planten.

Bladluizen staan erom bekend dat ze heel snel in aantal kunnen toenemen omdat ze zich zonder paring kunnen voortplanten en doordat ze zelfs geen eitjes hoeven te leggen. In gunstige weersomstandigheden kan een bladluizenkolonie in een week vervijfvoudigen.

Wanneer het weer in het najaar verschillende weken warm, zonnig en droog blijft is dit gunstig voor de ontwikkeling van bladluizen.

De klimaatverandering kan ervoor zorgen dat deze voor bladluizen optimale weersomstandigheden in de toekomst nog gaan toenemen. Bladluizen zouden mogelijk zelfs kunnen overwinteren.

In Vlaanderen komen er een zeer groot aantal bladluissoorten voor. Waarschijnlijk zal er bij deze bladluizen ook een verandering optreden in de verhouding tussen warmte- en koudeminnende soorten.

De natuurlijke vijanden van bladluizen zijn vooral lieveheersbeestjes, maar ook gaasvlieglarven, zweefvlieglarven, sluipwespen, wespen, kortschildkevers, oorwormen, wantsen en roofvliegen. Om bladluiskolonies op een duurzame manier te beheersen is het dus belangrijk om maatregelen te treffen om deze natuurlijke vijanden aan te trekken. Zweefvliegen en gaasvliegen hebben bijvoorbeeld stuifmeel en nectar nodig als volwassen insecten.


Pseudaulacaspis pentagona

De schildluis Pseudaulacaspis pentagona is afkomstig uit Oost-Azië maar werd in de negentiende eeuw in Italië geïntroduceerd. Het eerste larvenstadium is mobiel (crawlers) en kan zich 1 m verplaatsen of verspreid worden via de wind, vliegende insecten of vogels. Het verslepen van plantenmateriaal is de grootste bron van verspreiding. De vrouwtjes kunnen bij min 20°C nog overleven. In West-Europa kent deze soort slechts 1 generatie, terwijl er in een warm klimaat 3 tot 4 generaties worden geteld. Deze schildluis komt voor op meer dan 100 verschillende soorten bomen, struiken en planten.

De schildluis onttrekt voedingsstoffen aan de waardplanten waardoor deze verzwakken; bij zware aantastingen kunnen twijgen en takken verdrogen en kunnen zelfs volwassen bomen afsterven.

De afname van de vitaliteit van de waardplant uit zich onder andere in het verkleuren (roze-achtig) en afsterven van de bast. Deze planten komen dun in het blad te staan en het blad kan vergelen. Bij fruitbomen blijven de vruchten klein of vallen ze vroegtijdig af. Jonge planten verdrogen vrij snel en sterven af.

Gedurende de laatste decennia heeft de schildluis zich, mogelijk ten gevolge van de klimaatverandering noordwaarts in Europa verspreid.

De schildluis komt vooral voor op Trompetbomen Catalpa species en Honingbomen Sophora species.  

De parasitoïde sluipwesp Encarsia berlesei, die ook afkomstig is uit Oost-Azië,  is een natuurlijke vijand van deze schildluis. Deze wesp werd in Zuid-Europa geïntroduceerd voor de biologische bestrijding in perzikboomgaarden; ook deze wesp komt onder meer reeds in Nederland voor.



Home


- Dossier -

Klimaatverandering en de natuur


- Deel 5 -

Gevolgen voor de natuur in Vlaanderen:

- Bladluizen en schildluizen -

Terug naar de startpagina van dit dossier